Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
WONINGSTICHTING SERVATIUS,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
zonder dat omwonenden overlast ondervinden.
€ 480,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Servatius en een gedaagde huurder. De eiser, Woningstichting Servatius, vorderde ontruiming van een woonwagenstandplaats en woonwagen van de gedaagde, die zich niet als goed huurder had gedragen volgens artikel 7:213 BW en de algemene huurvoorwaarden. De huurovereenkomst en een begeleidingsovereenkomst waren op 24 november 2017 aangegaan, waarbij de gedaagde en zijn echtgenote betrokken waren. De begeleidingsovereenkomst had als doel de gedaagde te leren wonen zonder overlast voor omwonenden te veroorzaken.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagde zich herhaaldelijk niet aan de afspraken had gehouden, wat leidde tot meerdere politie-interventies en een waarschuwing van de verhuurder. Ondanks dat de gedaagde een tweede kans had gekregen, voldeed hij niet aan de verwachtingen en veroorzaakte hij overlast. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Servatius voldoende kans van slagen had in een bodemprocedure, waardoor de ontruiming gerechtvaardigd was. De gedaagde werd veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woonwagenstandplaats te ontruimen en de proceskosten te betalen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de gevolgen van het niet naleven van huur- en begeleidingsovereenkomsten. De kantonrechter stelde hogere eisen aan het gedrag van de gedaagde, gezien de context van de begeleidingsovereenkomst en de eerdere incidenten. De vordering werd toegewezen, en de gedaagde werd in de proceskosten veroordeeld.