ECLI:NL:RBLIM:2020:586

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
C/03/273089 / KG ZA 20-3
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming en executiegeschil in kort geding met betrekking tot huurachterstand en noodtoestand

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], de ontruiming van hun woning door Woningstichting Heemwonen onrechtmatig te verklaren en deze te verbieden. De eisers huren sinds 23 januari 2012 een woning van Woningstichting Heemwonen en hebben te maken met een huurachterstand die is ontstaan door arbeidsongeschiktheid van beide partners. De kantonrechter had eerder op 18 december 2019 de huurovereenkomst ontbonden en de eisers veroordeeld tot ontruiming en betaling van achterstallige huur. De eisers stellen dat de ontruiming hen in een noodtoestand zal brengen, omdat zij geen vervangende woonruimte hebben en op straat komen te staan. Ze voeren aan dat ze op korte termijn de huurachterstand kunnen betalen, omdat er een overeenkomst is met de Amerikaanse regering voor een uitkering.

Woningstichting Heemwonen verzet zich tegen de vorderingen van de eisers en betwist de noodtoestand. De voorzieningenrechter overweegt dat in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan worden geschorst als er sprake is van een juridische of feitelijke misslag of als de tenuitvoerlegging een noodtoestand zou veroorzaken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat er sprake is van een noodtoestand en dat de vorderingen van de eisers moeten worden afgewezen. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten van Woningstichting Heemwonen, die zijn begroot op € 972,50.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/273089 / KG ZA 20-3
Vonnis in kort geding van 22 januari 2020
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. L.H.G. Pelzer te Heerlen,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING HEEMWONEN,
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde,
gemachtigde mr. W.V.J.M. [naam deurwaarder] , gerechtsdeurwaarder.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en Woningstichting Heemwonen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling op 8 januari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] verblijven sedert elf jaren in Nederland en huren sinds 23 januari 2012 van Woningstichting Heemwonen de woning aan de [adres] in [woonplaats] . [eiser sub 2] heeft de Amerikaanse en Duitse nationaliteit en [eiseres sub 1] heeft de Britse nationaliteit. Zij zijn elkaars partners.
2.2.
Bij vonnis van 18 december 2019 heeft de kantonrechter, overeenkomstig de vordering van Woningstichting Heemwonen, de tussen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en Woningstichting Heemwonen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , ontbonden en [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] veroordeeld om binnen twee weken na betekening van dat vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woningstichting Heemwonen te stellen. Tevens zijn [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] veroordeeld om aan Woningstichting Heemwonen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan achterstallige huur de somma van € 3.923,93, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling, alsmede een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 507,88 voor elke ingegane maand met ingang van 1 september 2019 tot aan het tijdstip van ontruiming. Verder zijn [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] veroordeeld in de proceskosten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vorderen – samengevat – de voorgenomen ontruiming onrechtmatig te verklaren en deze te verbieden, alsmede de tenuitvoerlegging van het vonnis van 18 december 2019 voor de duur van drie maanden te schorsen.
3.2.
Woningstichting Heemwonen voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat in het geval de ontruiming op 8 januari 2020 doorgang zal vinden, voor hen een noodtoestand zal ontstaan. Een onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis kan daarom niet worden aanvaard volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] .
4.2.1.
Daartoe voeren zij aan dat zij geen vervangende woonruimte hebben, zodat zij op straat komen te staan als de ontruiming wordt doorgezet. Dit terwijl zij niet verwijtbaar gehandeld hebben en zij op korte termijn de achterstallige huur kunnen betalen.
De huurachterstand is ontstaan doordat [eiser sub 2] arbeidsongeschikt is geworden en [eiseres sub 1] twee jaar geleden ook arbeidsongeschikt is geraakt, waardoor zij niet meer over een inkomen beschikten. [eiseres sub 1] is werkzaam geweest voor de NATO JFC in Brunssum. Deze werkgever valt onder verantwoordelijkheid van de Amerikaanse regering en ingevolge het systeem van de Amerikaanse regering wordt bij arbeidsongeschiktheid geen loon of uitkering betaald. Zij hebben – voor zover zij begrijpen – ook geen recht op een Nederlandse bijstandsuitkering of enige andere uitkering van de Nederlandse Staat. Een dag na de mondelinge behandeling bij de kantonrechter is echter door de Amerikaanse regering aan [eiseres sub 1] met terugwerkende kracht loon tijdens ziekte toegezegd, aldus [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] . Ter onderbouwing van deze stelling verwijzen zij naar de als productie 2 overgelegde “settlement agreement” van 11 december 2019 tussen “the Army & Air Force Exchange Service, on behalf of Secretary of Defense Mark Esper” en [eiseres sub 1] . Zij stellen dat op grond daarvan binnen drie maanden een bedrag van USD 40.000,00 zal worden uitgekeerd en dat zij daarmee het achterstallige huurbedrag en de huur kunnen betalen. Woningstichting Heemwonen heeft al aangegeven dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] mogen blijven als zij betalen. Woningstichting Heemwonen wil echter de betaling onmiddellijk ontvangen. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dienen niet dubbel te worden gedupeerd. Het doorgang laten vinden van de ontruiming zou dan ook in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid krachtens artikel 6:2 BW, zo stellen zij.
4.2.2.
Tevens voeren zij aan dat hun vorige raadsman direct na de mondelinge behandeling bij de kantonrechter te kennen heeft gegeven dat hij ten gevolge van ernstige ziekte geen werkzaamheden meer kan verrichten. Hierdoor heeft hij hen niet op de hoogte kunnen brengen van het vonnis van 18 december 2019 en hebben zij eerst op 3 januari 2020 kennis genomen van dat vonnis, nadat zij dit zelf bij de griffie van de rechtbank hebben mogen ophalen. Vervolgens hebben zij op 6 januari 2020 een enveloppe aangetroffen in hun brievenbus, met daarin het betekende vonnis en de aanzegging ontruiming op 8 januari 2020 om 12:00 uur. Het vonnis was blijkbaar op een verkeerd adres betekend, aldus de raadsman van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] . [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat zij binnen dit korte tijdsbestek hun woning met bijbehorende spullen niet meer kunnen ontruimen. Volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben zij in Nederland geen sociaal netwerk waar zij op kunnen terugvallen.
Bovendien zou het verliezen van haar woonadres in Nederland voor [eiseres sub 1] tot gevolg hebben dat zij op korte termijn dient terug te keren naar Groot-Brittannië, zo stellen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] .
4.3.
Woningstichting Heemwonen betwist de stellingen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] .
De – bij de behandeling ter zitting aanwezige – gerechtsdeurwaarder [naam deurwaarder] betwist dat het vonnis van 18 december 2019 verkeerd is betekend. Hij heeft de betekening persoonlijk uitgevoerd en hij stelt dat hij het vonnis met de aanzegging ontruiming op 20 december 2019 in de brievenbus van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] heeft achtergelaten, omdat zij niet thuis waren. Het is aan het eigen handelen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] te wijten dat zij het vonnis niet tijdig hebben ontvangen als zij de brievenbus niet leegmaken, aldus Woningstichting Heemwonen.
Dat de vorige raadsman ziek zou zijn wordt ook betwist; hij heeft op 20 december 2019 een e-mail naar Woningstichting Heemwonen gestuurd en op 7 januari 2020 heeft hij telefonisch contact met Woningstichting Heemwonen opgenomen, waarbij hij mededeelde dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] bij hem op kantoor aanwezig waren.
Op grond van het vonnis mag zij tot ontruiming overgegaan, aldus Woningstichting Heemwonen. Woningstichting Heemwonen heeft er ook geen vertrouwen in dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] alsnog de huurachterstand en de toekomstige huurtermijnen kunnen voldoen. Aan de hand van het als productie 2 overgelegde stuk kan volgens Woningstichting Heemwonen niet worden vastgesteld dat het door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] genoemde bedrag aan [eiseres sub 1] zal worden uitgekeerd. De huurachterstand bedraagt reeds twaalf maanden. In 2018 is ook sprake geweest van een huurachterstand, op grond waarvan bij vonnis de ontruiming werd toegestaan. Naar aanleiding daarvan werd met [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] een betalingsregeling getroffen, waar na enige tijd echter niet meer aan werd voldaan.
In het verleden is door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ook al toegezegd dat zij naar een oplossing zouden zoeken voor hun financiële situatie, onder andere – net als nu – door het aanvragen van huursubsidie. Deze toezeggingen zijn echter niet nagekomen. Verder worden door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] tegenstrijdige verklaringen afgelegd over hun situatie.
Woningstichting Heemwonen betwist tevens de gestelde noodtoestand die ten gevolge van de aangezegde ontruiming zou ontstaan. Woningstichting Heemwonen heeft verschillende indicaties dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] niet meer in het gehuurde wonen. Zo zijn [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] bij huisbezoeken door medewerkers van Woningstichting Heemwonen nooit thuis aangetroffen, is de elektriciteit sinds 11 april 2018 afgesloten, bevinden zich al geruime tijd spullen buiten de woning die niet worden opgeruimd en hebben ook de buren de indruk dat de woning niet wordt bewoond. Volgens Woningstichting Heemwonen hebben de kinderen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ieder hun zelfstandige woningen, zodat het niet aannemelijk is dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] geen netwerk hebben waar zij op kunnen terugvallen en op straat zouden komen te staan bij een ontruiming.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het kader van de procedure bij de kantonrechter het bedrag dat volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] aan [eiseres sub 1] zal worden uitgekeerd ook reeds aan de orde is gesteld. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van
18 december 2019 naar aanleiding daarvan overwogen dat (de gemachtigde van) [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ter zitting heeft medegedeeld dat zij wellicht op korte termijn de volledige achterstand zouden kunnen aanzuiveren, doch dat daarvan enige onderbouwing ontbreekt. Thans hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ter onderbouwing van hun stelling bij dagvaarding als productie 2 de hiervoor vermelde “settlement agreement” overgelegd, die blijkens de bijgaande e-mail op 11 december 2019 door de vorige raadsman van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is ontvangen en die ondertekend door [eiseres sub 1] diende te worden geretourneerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan op grond van dit stuk echter niet worden vastgesteld dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] op korte termijn een bedrag van USD 40.000,00 zullen ontvangen. In artikel 7 van deze overeenkomst is vermeld dat aan [eiseres sub 1] , binnen dertig dagen na ondertekening van de overeenkomst door beide partijen, een bedrag van USD 1.400,00 “in a lump sum payment” zal worden betaald. Dit bedrag komt dus niet overeen met het door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] genoemde bedrag en volstaat niet ter voldoening van de huurachterstand en de overige kosten waarin [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] bij vonnis van 18 december 2019 zijn veroordeeld. De zekerheid dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] binnen korte termijn het, niet geringe, bedrag van de huurachterstand kunnen voldoen en aan hun toekomstige betalingsverplichtingen kunnen gaan voldoen wordt hiermee niet geboden. Voor zover al uit hoofde van de door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] overgelegde overeenkomst binnen korte termijn tot betaling van een bedrag zal worden overgegaan, kan de voorzieningenrechter op grond hiervan daarom niet vaststellen dat er sprake is van een nieuw feit, dat de afweging die door de kantonrechter is gemaakt doet veranderen.
4.5.
De stelling van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dat zij buiten hun toedoen niet eerder dan op 3 januari 2020 kennis hebben kunnen nemen van het vonnis is - indien al relevant - gelet op de verklaring ter zitting van de gerechtsdeurwaarder dat het vonnis en de aanzegging ontruiming op 20 december 2019 door hem in de brievenbus van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is gedeponeerd, eveneens onvoldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter acht gelet hierop niet aannemelijk gemaakt dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] niet voor 3 januari 2019 kennis hebben kunnen nemen van de aangezegde ontruiming.
4.6.
De omstandigheden die door Woningstichting Heemwonen verder nog zijn aangevoerd ter betwisting van de stelling dat voor [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] een noodtoestand zal ontstaan, zijn eveneens door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] niet dan wel onvoldoende weerlegd. Gelet hierop kan ook overigens naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden vastgesteld dat na het wijzen van het vonnis van 18 december 2019 feiten zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen op grond waarvan de tenuitvoerlegging van dat vonnis klaarblijkelijk aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de vorderingen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dienen te worden afgewezen.
4.8.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woningstichting Heemwonen worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- overige kosten 0,00
- salaris gemachtigde
316,50(1/2 x € 633,00)
Totaal € 972,50

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van Woningstichting Heemwonen tot op heden begroot op € 972,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS