Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties
- de mondelinge behandeling op 8 januari 2020.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
316,50(1/2 x € 633,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], de ontruiming van hun woning door Woningstichting Heemwonen onrechtmatig te verklaren en deze te verbieden. De eisers huren sinds 23 januari 2012 een woning van Woningstichting Heemwonen en hebben te maken met een huurachterstand die is ontstaan door arbeidsongeschiktheid van beide partners. De kantonrechter had eerder op 18 december 2019 de huurovereenkomst ontbonden en de eisers veroordeeld tot ontruiming en betaling van achterstallige huur. De eisers stellen dat de ontruiming hen in een noodtoestand zal brengen, omdat zij geen vervangende woonruimte hebben en op straat komen te staan. Ze voeren aan dat ze op korte termijn de huurachterstand kunnen betalen, omdat er een overeenkomst is met de Amerikaanse regering voor een uitkering.
Woningstichting Heemwonen verzet zich tegen de vorderingen van de eisers en betwist de noodtoestand. De voorzieningenrechter overweegt dat in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan worden geschorst als er sprake is van een juridische of feitelijke misslag of als de tenuitvoerlegging een noodtoestand zou veroorzaken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eisers niet voldoende hebben aangetoond dat er sprake is van een noodtoestand en dat de vorderingen van de eisers moeten worden afgewezen. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten van Woningstichting Heemwonen, die zijn begroot op € 972,50.