Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
4.De beoordeling
- dagvaarding € 103,03
- gemachtigde salaris € 720,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woonruimte wegens huurachterstand. De eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde R. van Schendel, vorderde dat de gedaagde, die in persoon procedeerde, de woonruimte zou ontruimen en een bedrag van € 3.508,53 zou betalen, bestaande uit huurachterstand en proceskosten. De gedaagde had sinds juli 2019 de huur niet betaald, met een totale achterstand van € 3.375,00 op het moment van dagvaarding. Na de dagvaarding heeft de gedaagde nog een betaling gedaan, maar de huur voor januari 2020 bleef onbetaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser spoedeisend belang heeft bij de gevraagde ontruiming, gezien de aanzienlijke huurachterstand en het feit dat de gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en dat de gevolgen van de ontruiming voor de gedaagde niet zodanig ernstig zijn dat deze niet gerechtvaardigd zou zijn. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis.
Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.561,02, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van € 675,00 per maand vanaf januari 2020 tot de ontruiming. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.054,03. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.