9.1.Eiser is van mening dat het primaire besluit en het bestreden besluit niet voldoen aan artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: het Babw), nu niet aannemelijk is gemaakt dat de in artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) genoemde belangen in het geding waren door de wijze waarop eiser van het pad gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft evenmin zelf verkeerstechnisch onderzoek verricht. Eiser voert verder aan dat verweerder bij zijn besluitvorming evenmin de belangen heeft meegewogen zoals deze zijn opgenomen in artikel 2, tweede lid, van de Wvw 1994. Naar de mening van eiser heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan détournement de pouvoir, aangezien de belangen zoals vermeld in artikel 2, eerste lid, van de Wvw 1994 nooit in geding zijn geweest en enkel vanwege de verplichting vanuit de Wvw 1994 aan het verkeersbesluit ten grondslag zijn gelegd.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de
Wvw 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wvw 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals de uitspraak van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:589), komt verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan verweerder om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Op grond van artikel 21 van het Babw vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
11. De rechtbank stelt vast dat eiser als belang naar voren heeft gebracht dat het betreffende pad jarenlang gebruikt mocht worden voor licht gemotoriseerd landbouwverkeer en dat hij thans als gevolg van het verkeersbesluit moet omrijden om bij zijn stallen te komen, hetgeen aanzienlijk meer tijd in beslag neemt. Verweerder heeft daartegenover gezet dat het uit het oogpunt van verkeersveiligheid niet wenselijk is dat het pad gebruikt wordt door gemotoriseerd verkeer.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de belangenafweging in zijn voordeel mogen laten uitvallen. Verweerder heeft bij zijn standpunt mogen betrekken dat de ligging, breedte, het is een smal pad, en de ondergrond (geen verharding maar kiezel) vanuit verkeerskundig oogpunt niet geschikt zijn om hier (lichte)(landbouw)voertuigen over te laten rijden. Dat dit in het verleden wel is gebeurd, maakt niet, zoals verweerder heeft mogen stellen, dat het pad vanuit verkeerskundig oogpunt hiervoor geschikt is. Het voorgaande neemt niet weg dat verweerder eiser in die zin tegemoet is gekomen door hem te wijzen op de mogelijkheid om een uitwegvergunning aan te vragen.