In deze zaak heeft een ouder, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de stichting MosaLira, het bevoegde gezag van de school van haar kind, om een verbod te verkrijgen op de verhuizing van vijf groepen van het IvOO-SO naar een andere locatie. Eiseres stelt dat deze verhuizing onrechtmatig is, omdat de Medezeggenschapsraad (MR) niet heeft ingestemd met de fusie, zoals vereist volgens artikel 10 lid 1 sub h van de Wet medezeggenschap op scholen (Wms). De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat de MR het aangewezen orgaan is om tegen een dergelijk besluit op te komen en niet een individuele ouder. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een fusie, maar enkel van een verhuizing. Eiseres had geen bevoegdheid om in kort geding een verbod te vorderen, aangezien de MR de juiste procedure had moeten volgen. In reconventie heeft MosaLira een verbod gevorderd tegen eiseres om publiekelijk onjuiste of negatieve uitlatingen te doen over de verhuizing. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen, omdat eiseres het recht heeft om haar standpunt publiekelijk te uiten. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.