ECLI:NL:RBLIM:2020:5992

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
AWB/ROE 19/2143
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanwijzing van een weg voor het loslopen van vee in Weert

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. De zaak betreft een ontwerpbesluit van 13 februari 2019, waarbij een deel van de Pruiskesweg in Weert werd aangewezen als weg waar vee zonder toezicht kan loslopen. Eiser, die het niet eens was met dit besluit, heeft een zienswijze ingediend, maar het college heeft zijn standpunt niet gewijzigd. Bij het bestreden besluit van 2 juli 2019 heeft het college het eerder genomen besluit gehandhaafd, wat heeft geleid tot het beroep van eiser bij de rechtbank.

De rechtbank heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of de runderen die op de Pruiskesweg zouden mogen loslopen, als 'vee' kunnen worden aangemerkt volgens artikel 51 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Eiser betoogde dat de runderen niet als vee kunnen worden beschouwd, omdat zij in de natuur leven als wilde dieren. De rechtbank heeft deze argumentatie gevolgd en geconcludeerd dat de runderen niet voldoen aan de definitie van vee, zoals vastgelegd in het RVV 1990. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het college ten onrechte gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de weg aan te wijzen voor het loslopen van vee.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en verweerder opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens, in aanwezigheid van griffier D.S.A.W. Raes. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 19/2143
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2020 in de zaak tussen
[eiser], eiser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, verweerder
(gemachtigde: mr. H.L.M.G. Creemers).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Vereniging Natuurmonumenten, vertegenwoordigd door de heer [naam] .
Procesverloop
Bij ontwerpbesluit van 13 februari 2019 (hierna: het ontwerpbesluit) heeft verweerder, voor zover hier van belang, een deel van de Pruiskesweg aangewezen als weggedeelte waar vee tussen aan te leggen veeroosters zonder toezicht wordt toegelaten op de weg los te lopen.
Eiser heeft tegen het ontwerpbesluit een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 2 juli 2019 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder een verkeersbesluit genomen inhoudende dat een deel van de Pruiskesweg wordt aangewezen als weggedeelte waar het is toegelaten ter plaatse rij- of trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los te laten lopen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op grond van artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (rechtstreeks) beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. Partijen zijn ter zitting verschenen.
Overwegingen
1. Vereniging Natuurmonumenten (hierna: de Vereniging) heeft verweerder op
23 oktober 2018 verzocht om een omgevingsvergunning teneinde twee veeroosters te mogen aanleggen op de Pruiskesweg te Weert in natuurgebied Kempen-Broek. Hierdoor worden de natuurgebieden Raamweide en Graus met elkaar verbonden. Deze vergunning is op
7 februari 2019 verleend. Verder heeft zij verzocht om, voor zover hier van belang, een deel van de Pruiskesweg aan te wijzen als zone waar vee(grazers) zonder toezicht los en over de weg mogen lopen.
2. Verweerder heeft bij het ontwerpbesluit van 13 februari 2019, voor zover hier van belang, een deel van de Pruiskesweg aangewezen als weg waar vee – tussen aan te leggen veeroosters – zonder toezicht op de weg kan los lopen.
3. Eiser heeft tegen dit ontwerpbesluit een zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft verweerder niet tot een andersluidend standpunt gebracht.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder een gedeelte van de Pruiskesweg over een lengte van 15 meter aangewezen als weggedeelte waar het is toegelaten ter plaatse rij- of trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los te laten lopen.
5. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld.
6. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 51, eerste lid, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is het verboden rij- of trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los te laten lopen.
Ingevolge artikel 51, tweede lid, van het RVV 1990 geldt het eerste lid niet ten aanzien van wegen die door het bevoegde gezag zijn aangewezen.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 worden verkeersbesluiten genomen voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.
7. Eiser heeft betoogd dat een aanwijzing op grond van artikel 51 van RVV 1990 in dit geval niet mogelijk is, omdat de runderen waar het hier om gaat niet kunnen worden aangemerkt als “vee” in de zin van voormeld artikel. Hij ziet zich in zijn standpunt gesteund door het advies van de Commissie Verbetering Begrazingsbeheer Kempen-Broek (hierna: de Commissie), dat onderdeel uitmaakt van het procesdossier. Volgens de Commissie kunnen de runderen in Kempen-Broek niet aangemerkt worden als regulier vee. Ze leven in de natuur als wilde dieren.
8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de runderen wel degelijk kunnen worden aangemerkt als vee. Verweerder geeft aan dat de dieren binnen een afrastering lopen en een eigenaar hebben. Verder kunnen ze worden bijgevoerd en is er toezicht en controle door de Vereniging. Daarnaast kunnen de dieren worden gevangen en verplaatst. De dieren hebben een oormerk en worden geregistreerd. Ook wordt er gestuurd op voortplanting en kunnen de dieren geslacht worden.
9. De rechtbank overweegt dat uit artikel 51, tweede lid, van het RVV 1990, voor zover hier van belang, volgt dat het niet verboden is om vee zonder toezicht op de weg los te laten lopen op wegen die door het bevoegde gezag zijn aangewezen. De vraag die thans voorligt is of de betreffende runderen als vee kunnen worden aangemerkt.
Volgens het woordenboek van Van Dale is de definitie van vee: “tamme, viervoetige dieren die melk, wol, vlees enz. leveren.” Tam is het tegenovergestelde van wild. Dit is de term die de Commissie hanteert om de runderen aan te duiden. Nu de runderen niet kunnen worden aangemerkt als vee, heeft verweerder ten onrechte gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid zoals deze is neergelegd in artikel 51, tweede lid, van het RVV 1990.

10.Het beroep is daarom gegrond en het primaire besluit wordt herroepen.

Aan een bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet meer toe.
11. De rechtbank draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

12.Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • herroept het primaire besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.H. Span-Henkens, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.S.A.W. Raes, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 12 augustus 2020
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is wordt, voor zover nodig, deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 12 augustus 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.