ECLI:NL:RBLIM:2020:5993

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
C/03/280264 / KG ZA 20-285
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bezetting van perceel met stacaravans, ontruiming toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Weller Wonen en een gedaagde. De eiseres, Weller, vorderde ontruiming van een perceel dat door de gedaagde zonder toestemming was bezet met stacaravans. De gedaagde had eerder een noodwoning van Weller bewoond, maar had deze woning verlaten en de stacaravans geplaatst op een perceel dat eigendom was van Weller. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig handelde door het perceel te bezetten, aangezien dit inbreuk maakte op het eigendomsrecht van Weller. De voorzieningenrechter stelde vast dat de gedaagde geen recht of titel had om het perceel te gebruiken en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die haar rechtvaardigden om daar te verblijven. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Weller toegewezen en de gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen het perceel te ontruimen. Tevens werd de gedaagde verboden om terug te keren naar het perceel of enig ander pand van Weller in gebruik te nemen. De kosten van de procedure werden aan de gedaagde opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/280264 / KG ZA 20-285
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd te Heerlen,
eiseres,
advocaat mr. R.W. Janssen te Heerlen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg aan de Geul.
Partijen zullen hierna Weller en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 5 producties
  • de producties 6 tot en met 10 van Weller
  • de vijf producties van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Weller
  • de conclusie van antwoord tevens pleitnota van [gedaagde]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis in kort geding van 21 juli 2016 is [gedaagde] veroordeeld om het pand van Weller, een toegelaten instelling krachtens de Woningwet, aan de [adres 1] te [woonplaats] te verlaten. Het ging om een noodwoning die Weller op uitdrukkelijk verzoek van de gemeente [woonplaats] tijdelijk aan [gedaagde] en haar gezin ter beschikking had gesteld. Op 7 oktober 2016 is de ontruiming geëffectueerd. Weller is toen met een grote kostenpost blijven zitten.
2.2.
[gedaagde] heeft enkele jaren met haar vijf kinderen, van wie er drie meerderjarig zijn, in de huurwoning van haar partner op de [adres 2] gewoond. Op of omstreeks
2 juli 2020 heeft [gedaagde] deze woning verlaten en twee stacaravans op een daar vlakbij gelegen perceel van Weller geplaatst. Het betreft een groenstrook aan de [straatnaam] , in welke straat zes door Weller verhuurde woningen staan, te weten de nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] en [nummer 6] en verder bestaat uit tuinen en grasveldjes. [gedaagde] gebruikt, met toestemming van haar (ex-)partner, stroom en voorzieningen van zijn huurwoning. Op de stacaravans heeft [gedaagde] spandoeken geplaatst met de tekst: “Wij staken ivm valse beloftes van de Gemeente [woonplaats] ”. [gedaagde] wil pas vertrekken als de gemeente haar een of meerdere standplaatsen heeft toegekend.

3.Het geschil

3.1.
Weller vordert samengevat – [gedaagde] te veroordelen haar perceel te ontruimen en haar te verbieden terug te keren naar dit perceel. Daarnaast verzoekt Weller [gedaagde] te verbieden een ander pand of perceel van Weller in gebruik te nemen en, mocht zij daartoe toch overgaan, haar en de haren te veroordelen dit pand of perceel te verlaten en te bepalen dat die veroordeling binnen een jaar ten uitvoer zal kunnen worden gelegd, althans haar te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag tot een maximum van
€ 15.000,00 voor ieder dag of gedeelte daarvan dat zij enig pand of perceel van Weller zonder recht of titel in gebruik neemt.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, is de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven.
4.2.
De spoedeisendheid is gelegen in het feit dat [gedaagde] zonder toestemming een perceel van Weller bezet. Dat alleen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter al voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen.
4.3.
Weller legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zonder haar toestemming het perceel heeft betrokken en daarmee inbreuk maakt op haar eigendomsrecht.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat het eigendomsrecht het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij om van de zaak gebruik te maken, mits dat gebruik niet in strijd is met rechten van anderen. De eigenaar van een zaak heeft de bevoegdheid om haar op te eisen van een ieder die haar zonder recht houdt (artikel 5:2 Burgerlijk Wetboek). Dit betekent dat de eigenaar zijn of haar eigendomsrecht kan handhaven tegenover een ieder die daar inbreuk op maakt.
4.5.
Om een voorziening te treffen zoals gevorderd, dient met een hoge mate van zekerheid te kunnen worden aangenomen dat de rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een gelijkluidende vordering zal toewijzen.
4.6.
Als niet weersproken staat vast dat [gedaagde] met haar gezin zonder recht of titel op het perceel van Weller verblijft en daarmee inbreuk maakt op het eigendomsrecht van Weller. [gedaagde] handelt in beginsel dan ook onrechtmatig jegens Weller. Weller is in dat geval bevoegd ontruiming van het perceel te eisen. Het enkele feit dat zij niet over haar eigendom kan beschikken geeft haar voldoende belang bij de gevorderde ontruiming. Bovendien betreft het een groenstrook bestemd voor algemeen gebruik door de huurders van Weller en andere omwonenden. Daar komt nog bij dat de plaatsing van de caravans in strijd is met de geldende beheersverordening en de APV van de gemeente [woonplaats] .
4.7.
Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die dit voorlopig oordeel anders zouden kunnen maken. Uit niets blijkt dat Weller sinds het voorval vermeld in rov. 2.1 enige toezegging heeft gedaan om [gedaagde] aan een woning te helpen dan wel dat op haar enige (bijzondere) zorgplicht jegens [gedaagde] zou rusten anders dan dat [gedaagde] zich als woningzoekende bij haar kan inschrijven. Toen Weller [gedaagde] in 2016 aan een (nood)woning heeft geholpen, heeft [gedaagde] in strijd met de afspraken die woning niet verlaten, waardoor Weller genoodzaakt was een ontruimingsprocedure te starten met alle kosten van dien.
Dat [gedaagde] een geschil heeft met de gemeente [woonplaats] geeft haar niet het recht om een perceel van Weller te bezetten. Haar recht op vrijheid van meningsuiting (demonstratie) komt niet in het geding als zij dit perceel moet verlaten, want er veel andere mogelijkheden om te demonstreren.
Het feit dat [gedaagde] niet meer bij haar partner kan verblijven, maakt het voorgaande niet anders.
4.8.
De voorzieningenrechter komt dan ook tot het voorlopige oordeel dat het aannemelijk is dat een bodemrechter zou oordelen dat [gedaagde] sinds omstreeks 2 juli 2020 zonder recht of titel op het perceel verblijft en de vordering tot ontruiming zou toewijzen, zij het dat [gedaagde] in deze procedure een termijn van veertien dagen krijgt om het perceel te verlaten.
4.9.
Tevens zal de voorzieningenrechter het tweede deel van de vordering toewijzen met inachtneming van het volgende. [gedaagde] zal worden verboden een ander pand of perceel van Weller in gebruik te nemen en zij zal, mocht zij daartoe toch overgaan, worden veroordeeld dit pand of perceel te verlaten. Nu deze vordering wordt toegewezen, wordt de subsidiair gevorderde dwangsom afgewezen.
4.10.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding dit vonnis niet bij voorraad uitvoerbaar te verklaren.
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Weller worden begroot op:
- betekening oproeping € 102,86
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.738,86
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het perceel grond, direct gelegen naast de [straatnaam] nummer [nummer 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] met al wie en wat zich aldaar vanwege [gedaagde] bevindt te ontruimen en te verlaten en vervolgens verlaten en ontruimd te houden;
5.2.
verbiedt [gedaagde] om - na vertrek - met een of meerdere stacaravans terug te keren naar het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] alsmede zonder daartoe strekkende huur- of bruikleenovereenkomst enig ander pand of enige perceel van Weller in gebruik te nemen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om, mocht zij enig pand en/of perceel van Weller zonder recht toch in gebruik nemen, dat pand en/of perceel met al wie en wat zich aldaar vanwege [gedaagde] bevindt te ontruimen en te verlaten en vervolgens verlaten en ontruimd te houden en bepaalt dat deze veroordeling binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt en telkens wanneer zich dat voordoet;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Weller tot op heden begroot op € 1.738,86,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2020. [1]

Voetnoten

1.type: TN