ECLI:NL:RBLIM:2020:6129

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
AWB/ROE 20/1805
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting van loodsen op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een last onder bestuursdwang, opgelegd door de burgemeester van de gemeente Weert. De verzoekers, bewoners van een woning met twee loodsen, hebben bezwaar gemaakt tegen de sluiting van deze loodsen, die was opgelegd vanwege de vondst van harddrugs in een van de loodsen en verboden voorbereidingshandelingen voor het maken van drugs. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om de sluiting van de loodsen te schorsen, omdat zij stellen dat zij in financiële nood komen door de sluiting van loods [loodsnummer 1], waar zij hun bedrijfsvoorraad van brommers hebben opgeslagen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers niet voldoende hebben aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hoewel verzoekers hebben aangegeven dat de verkoop van hun woning en loodsen bemoeilijkt wordt door de last onder bestuursdwang, hebben zij niet onderbouwd dat zij in een acute financiële noodsituatie terecht zullen komen. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het aan verzoekers is om hun spoedeisend belang te onderbouwen met objectieve en verifieerbare stukken, wat in dit geval niet is gebeurd. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak is gedaan in een niet-openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, en de rechter heeft aangegeven dat zodra het weer mogelijk is, de uitspraak alsnog openbaar zal worden uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 20/1805

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 augustus 2020

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam sub 1] en [naam sub 2] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. L.M.E. Embregts),
en

de Burgemeester van de gemeente Weert, verweerder

(gemachtigde: W.H. Gootzen).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd ingevolge artikel 13b van de Opiumwet. Deze last houdt in dat verzoekers met ingang van 20 juli 2020 om 14.00 uur de twee loodsen, gelegen op het perceel [adres] dienen te sluiten en voor de duur van zes maanden gesloten dienen te houden.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft voorafgaande aan de zitting toegezegd te zullen wachten met het effectueren van de last onder bestuursdwang tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde op verzoek van de voorzieningenrechter toegezegd te zullen wachten met het effectueren van de last onder bestuursdwang tot één week na de datum van de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2020. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door mr. L.J.L.M. Dacier, kantoorgenoot van mr. Embregts. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Verzoekers wonen aan de [adres] te [woonplaats] . Achter de woning liggen twee loodsen, hierna loods [loodsnummer 1] en loods [loodsnummer 2] te noemen. Bij een politieonderzoek op 30 maart 2020 - uitgevoerd naar aanleiding van een melding van rookontwikkeling in een loods aldaar - heeft de politie in loods [loodsnummer 2] een handelshoeveelheid van de harddrugs amfetamine aangetroffen. Tevens is geconstateerd dat sprake is van zogenoemde verboden voorbereidingshandelingen voor het maken van drugs. Deze loods is volgens verzoekers verhuurd aan hun thuiswonende zoon.
2. Op 19 mei 2020 heeft verweerder aan verzoekers meegedeeld voornemens te zijn zowel de woning als de twee loodsen voor de duur van zes maanden te sluiten. Bij het bestreden besluit heeft verweerder beslist dat de last onder bestuursdwang zich alleen zal uitstrekken tot de twee loodsen. De woning laat verweerder buiten de last vanwege de gezondheidstoestand van verzoekers.
3. Verzoekers zijn het eens met de sluiting van loods [loodsnummer 2] , maar niet met de sluiting van loods [loodsnummer 1] . In die loods is immers niets verbodens aangetroffen. Die loods hebben zij bovendien in gebruik als handelsruimte voor de verkoop van opgeknapte brommers. Zij vragen de voorzieningenrechter het bestreden besluit te schorsen totdat op het bezwaar is beslist.
Welke regels gelden er in een voorlopige voorzieningenprocedure?
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
Hebben verzoekers een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening?
5. Voordat de voorzieningenrechter aan een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit kan toekomen, moet dus eerst de vraag of er een spoedeisend belang is positief kunnen worden beantwoord.
- Het standpunt hierover van verzoekers
6. Verzoekers hebben in het verzoekschrift en ter zitting toegelicht waarom volgens hen sprake is van een spoedeisend belang.
6.1.
De woning van verzoekers, inclusief de twee loodsen staat al een tijd te koop. Verzoekers willen weg uit de buurt vanwege gebeurtenissen in het verleden. Inmiddels hebben zij ongeveer zes weken geleden ook een ander pand gekocht. Daar moet wel nog voor € 60.000,- tot € 80.000,- aan verbouwd worden, wil het als woonhuis leefbaar zijn. Het geld voor de aankoop van het pand is er, maar het geld voor de verbouwing niet. Als de koop niet door kan gaan, moeten zij 10% boete betalen, hetgeen dan een forse financiële aderlating zal zijn.
6.2.
Dát de koop door kan gaan, is mede afhankelijk van de verkoop van hun huidige woonhuis, inclusief loodsen. Deze verkoop zal op korte termijn echter moeilijk worden als er de komende maanden nog een last onder bestuursdwang op ligt. Met sluiting van loods [loodsnummer 2] achten verzoekers verkoop nog wel mogelijk, maar met sluiting van beide loodsen zal verkoop heel moeilijk worden.
6.3.
Dat loods [loodsnummer 2] gesloten wordt, begrijpen verzoekers, maar er is hun alles aan gelegen dat loods [loodsnummer 1] openblijft. Daar staat immers de bedrijfsvoorraad van verzoeker, bestaande uit onder meer een groot aantal bijzondere brommers. Als de loods gesloten is, kan verzoeker geen brommers meer verkopen en derft hij inkomen. Het is dan nog mogelijk om (met hun pensioen ingevolge de Algemene ouderdomswet (AOW)) de hypotheeklasten op te brengen en de maandelijkse verzekeringen te betalen, maar voor het overige zal het heel lastig worden om in het levensonderhoud te voorzien.
6.4.
Het is onmogelijk om de brommers op/voor korte termijn te verplaatsen naar elders. In verband met de waarde van de brommers moet de stalplaats namelijk zwaar worden beveiligd. Een dergelijke ruimte is niet zomaar op korte termijn elders in te richten.
- Het oordeel hierover van de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers op geen enkele wijze hebben onderbouwd dat zij in een financiële noodsituatie terecht zullen komen, indien en zodra de verkoop van de brommers zes maanden stil komt te liggen. Verzoekers hebben beiden een AOW-pensioen en hebben daardoor in ieder geval een inkomen op minimumniveau. Niet duidelijk is gemaakt met objectieve en verifieerbare stukken dat verzoekers dan, na het voldoen van lopende financiële verplichtingen - zoals het betalen van de hypotheek en gas-, water- en lichtrekeningen - geen geld meer zullen overhouden om levensmiddelen van te betalen. Met andere woorden: dat sprake is van broodnood is enkel onderbouwd met woorden maar niet met stukken. Dat is voor de voorzieningenrechter onvoldoende.
8. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat het aan de verzoeker van een voorlopige voorziening is om het spoedeisend belang te onderbouwen. Die onderbouwing raakt immers de kern van een voorlopige voorzieningenprocedure. Nu verzoekers zich hebben laten bijstaan door een professionele gemachtigde, mag als bekend worden voorondersteld dat de voorzieningenrechter in een procedure als deze een onderbouwing met stukken van de gestelde spoed wil zien. Daarvoor hebben verzoekers, al dan niet met hulp van hun gemachtigde, tot aan de zitting genoeg tijd gehad.
9. Het voorgaande maakt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij de huidige stand van zaken geen sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Een slotoverweging van de voorzieningenrechter ter informatie van verzoekers
10. Het ligt nu op de weg van verzoekers om bij verweerder in de bezwaarprocedure alsnog met stukken te onderbouwen waarom de last onder bestuursdwang in de vorm van een sluiting van loods [loodsnummer 1] volgens hun niet alleen om inhoudelijke redenen ten onrechte is opgelegd, maar ook tot disproportionele (financiële) gevolgen leidt. Indien die onderbouwing mocht leiden tot een gegrond bezwaar, zal de sluiting van loods [loodsnummer 1] mogelijk helemaal vervallen of mogelijk leiden tot een sluiting van kortere duur dan de thans opgelegde en geldende zes maanden, te rekenen vanaf één week na de datum van deze uitspraak.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.A.M. Bocken, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 14 augustus 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De rechter is verhinderd
te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 14 augustus 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.