ECLI:NL:RBLIM:2020:6172

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
8484557 CV 20-1902
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening door een private kredietverstrekker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Qredits Microfinanciering Nederland en twee gedaagden, waarvan één in persoon procedeerde en de ander niet verschenen was. Qredits, een private kredietverstrekker, had op 1 april 2016 een geldleningsovereenkomst gesloten met gedaagde sub 1, die handelde onder de naam van zijn bedrijf. De lening bedroeg € 30.000,00, welke in vijf jaar terugbetaald diende te worden in maandelijkse termijnen. Op het moment van dagvaarden was er nog een bedrag van € 30.367,00 openstaand. Qredits vorderde uiteindelijk een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met rente, na een matiging van de oorspronkelijke vordering.

De kantonrechter oordeelde dat Qredits gerechtigd was om het openstaande bedrag ineens op te eisen, omdat gedaagde sub 1 zijn terugbetalingsverplichtingen niet was nagekomen. De vordering van Qredits werd toegewezen voor het bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met rente. Ten aanzien van gedaagde sub 2 werd de vordering afgewezen, omdat er geen grondslag was voor aansprakelijkheid op basis van de leenovereenkomst. Gedaagde sub 1 werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, terwijl Qredits werd verwezen in de proceskosten van gedaagde sub 2, die op nihil werden gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 8484557 CV EXPL 20-1902
Vonnis van de kantonrechter van 19 augustus 2020
in de zaak van
de stichting
stichting qredits microfinanciering nederland,
gevestigd en kantoorhoudend in Almelo,
eisende partij,
gemachtigde Hendrik Andries Roos, gerechtsdeurwaarder,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend in [woonplaats] aan de [adres] ,
in persoon procederend,
en
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats] aan de [adres] ,
niet verschenen,
gedaagde partij.
Partijen zullen hierna Qredits, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 20 april 2020
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1]
  • de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Qredits is een private kredietverstrekker en helpt ondernemers met financiering, coaching en tools.
2.2.
[gedaagde sub 1] heeft, handelend onder de naam [handelsnaam] - en in de uitoefening van een bedrijf (dus niet als consument) - op 1 april 2016 een geldleningsovereenkomst gesloten met Qredits (productie 2 bij exploot). Op grond van die overeenkomst heeft Qredits aan [gedaagde sub 1] € 30.000,00 geleend, welk bedrag [gedaagde sub 1] in vijf jaar diende terug te betalen in maandelijks termijnen van € 648,54, ingaande 25 juli 2016.
2.3.
Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.
2.4.
Op het moment van dagvaarden bedroeg het uit hoofde van de lening terug te betalen bedrag nog € 30.367,00.

3.De vordering

3.1.
Qredits voert aan dat zij op grond van de leenovereenkomst een vordering ‘op gedaagde’ heeft van € 34.230,09, welk bedrag als volgt is opgebouwd:
€ 30.367,00 hoofdsom
€ 1.078,67 vergoeding van buitengerechtelijke kosten
€ 226,52 btw over de vergoeding van buitengerechtelijke kosten
€ 2.557,90 tot 20 april 2020 vervallen overeengekomen rente.
3.2.
Om haar moverende redenen matigt Qredits haar vordering tot € 25.000,00 (‘met behoud van het recht op het meerdere’), te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 10,75% per jaar vanaf 20 april 2020 tot aan de dag van voldoening.
3.3.
[gedaagde sub 1] heeft in zijn antwoord geen inhoudelijk verweer gevoerd en heeft te kennen gegeven – kort gezegd – dat hij thans niet in staat is de lening ineens terug te betalen maar wel bereid is mee te werken aan een oplossing.

4.De beoordeling

4.1.
Dat het nog openstaande bedrag van de lening in zijn geheel direct opeisbaar is, volgt volgens Qredits uit art. 9 van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden, waarbij zij overigens verzuimt uit te leggen waarom dat daaruit volgt. Blijkens dat artikel, meer specifiek art. 9.2., is Qredits - kort gezegd - gerechtigd om het openstaande bedrag ineens op te eisen indien “
jij je niet meer aan de afspraken houdt uit de Overeenkomst”.
Qredits laat tevens na uit te leggen op welke wijze precies [gedaagde sub 1] de overeenkomst niet is nagekomen, doch uit de overige onbetwist gelaten (en daarmee in deze procedure vaststaande) stellingen van Qredits kan genoegzaam worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] vanaf enig moment zijn maandelijks terugbetalingsverplichting heeft verzuimd na te komen. Daarmee staat dan ook vast dat Qredits gerechtigd is het nog openstaande deel van de lening ineens terug te vorderen. Nu Qredits haar vordering beperkt tot € 25.000,00, zal dat bedrag ten aanzien van [gedaagde sub 1] worden toegewezen.
4.2.
De geldleningsovereenkomst is - zo blijkt uit genoemde productie 2 waarnaar Qredits verwijst - met [gedaagde sub 1] ten behoeve van diens bedrijf aangegaan, niet met [gedaagde sub 2] .
Dat [gedaagde sub 2] kennelijk - zo blijkt althans uit de ondertekening van de overeenkomst - haar toestemming heeft gegeven aan [gedaagde sub 1] voor die rechtshandeling, welke toestemming, zo neemt de kantonrechter maar aan, nodig was op grond van art. 1:88 BW (Qredits verzuimt te stellen dat [gedaagde sub 2] de echtgenote van [gedaagde sub 1] is dan wel diens geregistreerd partner), maakt op zichzelf nog niet dat [gedaagde sub 2] mede- (of hoofdelijk) aansprakelijk is voor het restant van de lening op grond van de leenovereenkomst. Een andere grondslag voor haar vordering jegens [gedaagde sub 2] heeft Qredits niet aangevoerd. Ten aanzien van [gedaagde sub 2] is de vordering derhalve niet toewijsbaar.
4.3.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Qredits tot de datum van dit vonnis begroot op € 2.070,87, bestaande uit € 960,00 aan salaris gemachtigde, € 996,00 aan griffierecht en € 114,87 aan explootkosten. Qredits zal worden verwezen in de proceskosten van [gedaagde sub 2] , gesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan Qredits € 25.000,00 te betalen, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 10,75% per jaar vanaf 20 april 2020 tot aan de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Qredits tot de datum van dit vonnis begroot op € 2.070,87;
5.3.
wijst de vordering van Qredits ten aanzien van [gedaagde sub 2] af;
5.4.
veroordeelt Qredits tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot de datum van dit vonnis begroot op nihil;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
RK