ECLI:NL:RBLIM:2020:6183
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de kantonrechter in geschil tussen maatschap en BV
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, is de eisende partij een maatschap naar burgerlijk recht, vertegenwoordigd door mr. T.R.L. Houben. De gedaagde partij is de besloten vennootschap THETA HOLDING B.V., gevestigd in Rotterdam. De procedure begon met een dagvaarding op 19 mei 2020, waarna de gedaagde partij om uitstel vroeg. De eisende partij heeft griffierecht van € 499,00 voldaan.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij na het verkregen uitstel niet meer heeft geantwoord. Voordat de kantonrechter inhoudelijk kan oordelen, moet hij vaststellen of hij relatief bevoegd is. De bevoegdheid is in principe gebaseerd op de vestigingsplaats van de gedaagde partij, tenzij anders bepaald door de wet. De eisende partij beroept zich op een forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden, waarin staat dat alleen de rechtbank Maastricht bevoegd is.
Echter, de kantonrechter oordeelt dat het forumkeuzebeding, dat op 4 juni 2018 is overeengekomen, vóór het ontstaan van het geschil is vastgesteld. Dit betekent dat het beding niet van toepassing is, aangezien de vordering minder dan € 25.000,00 bedraagt en het beding niet is overeengekomen na het ontstaan van het geschil. De kantonrechter concludeert dat hij niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en verwijst de zaak naar de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die wel bevoegd is. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.