ECLI:NL:RBLIM:2020:6183

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
8538323 CV 20-2319
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in geschil tussen maatschap en BV

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, is de eisende partij een maatschap naar burgerlijk recht, vertegenwoordigd door mr. T.R.L. Houben. De gedaagde partij is de besloten vennootschap THETA HOLDING B.V., gevestigd in Rotterdam. De procedure begon met een dagvaarding op 19 mei 2020, waarna de gedaagde partij om uitstel vroeg. De eisende partij heeft griffierecht van € 499,00 voldaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij na het verkregen uitstel niet meer heeft geantwoord. Voordat de kantonrechter inhoudelijk kan oordelen, moet hij vaststellen of hij relatief bevoegd is. De bevoegdheid is in principe gebaseerd op de vestigingsplaats van de gedaagde partij, tenzij anders bepaald door de wet. De eisende partij beroept zich op een forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden, waarin staat dat alleen de rechtbank Maastricht bevoegd is.

Echter, de kantonrechter oordeelt dat het forumkeuzebeding, dat op 4 juni 2018 is overeengekomen, vóór het ontstaan van het geschil is vastgesteld. Dit betekent dat het beding niet van toepassing is, aangezien de vordering minder dan € 25.000,00 bedraagt en het beding niet is overeengekomen na het ontstaan van het geschil. De kantonrechter concludeert dat hij niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en verwijst de zaak naar de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die wel bevoegd is. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8538323 \ CV EXPL 20-2319
Vonnis van de kantonrechter van 19 augustus 2020
in de zaak van:
de maatschap naar burgerlijk recht
[eisende partij],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. T.R.L. Houben,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THETA HOLDING B.V.,
kantoorhoudende Frobenstraat 25,
3045 RD Rotterdam,
gedaagde partij,
verschenen bij [naam] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 mei 2020
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Eisende partij heeft een bedrag van € 499,00 aan griffierecht voldaan.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.2.
Alvorens de kantonrechter inhoudelijk over een zaak kan beslissen, dient vast te staan dat de kantonrechter relatief bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
2.3.
Bevoegd is de recht van vestigingsplaats van gedaagde partij, tenzij de wet anders bepaalt. Dit volgt uit artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.4.
Eisende partij stelt dat in de toepasselijk verklaarde algemene voorwaarden is opgenomen dat alleen de rechter van de rechtbank Maastricht bevoegd is.
2.5.
Ingevolge artikel 108 lid 1 Rv kunnen partijen een forumkeuzebeding overeenkomen. Een dergelijke overeenkomst heeft echter geen gevolg indien de vordering ten hoogste € 25.000,00 beloopt, tenzij de overeenkomst is aangegaan ná het ontstaan van het geschil.
2.6.
Het forumkeuzebeding waarop eisende partij zich beroept is op 4 juni 2018 van toepassing verklaard. Dat brengt mee dat dit beding vóór het ontstaan van het geschil is overeengekomen en daarom toepassing mist.
2.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, bevoegd om van de vordering kennis te nemen, doch de kantonrechter van rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam.
2.8.
Door partijen is geen daartoe strekkend verzoek gedaan; de kantonrechter kan de zaak echter ook ambtshalve verwijzen.
2.9.
De kantonrechter zal zich onbevoegd verklaren om van het onderhavige geschil kennis te nemen en de zaak verwijzen naar de relatief bevoegde rechtbank.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen,
3.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de kamer voor kantonzaken bij de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam,
3.3.
bepaalt dat de zaak wederom zal dienen op de rol van de kamer voor kantonzaken bij de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, nadat eisende partij gedaagde partij bij exploot heeft opgeroepen tegen de dag waarop zij de zaak op de rolzitting wil doen dienen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC