ECLI:NL:RBLIM:2020:625

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
C/03/271809 / KG ZA 19-554
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staken van onrechtmatige handelingen in kort geding tussen bloedverwanten

In deze zaak vorderden [eiseres sub 1] en Zino Holding B.V. in kort geding dat [gedaagde] zou worden bevolen om onrechtmatige handelingen te staken en gestaakt te houden. De eiseressen stelden dat [gedaagde], die de zoon van [eiseres sub 1] is, zich stelselmatig negatief over hen uitliet, wat hun reputatie zou schaden. De voorzieningenrechter oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat [gedaagde] zich recentelijk onrechtmatig had uitgelaten. De uitlatingen die door [eiseres sub 1] waren aangevoerd, waren te oud en er was geen bewijs van een herhaaldelijk patroon van onrechtmatige uitlatingen. De vorderingen van [eiseres sub 1] en Zino werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/271809 / KG ZA 19-554
Vonnis in kort geding van 28 januari 2020
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] , handelend onder de naam [handelsnaam 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZINO HOLDING B.V.,
gevestigd te Munstergeleen, gemeente Sittard-Geleen,
eiseressen,
advocaat mr. C. Litt te Beek,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.J.M. Goumans te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , Zino en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 10
  • de op voorhand overgelegde producties A tot en met H van de zijde van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling op 14 januari 2020
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn bloedverwanten. [eiseres sub 1] is de moeder van [gedaagde] . Zij zijn vennoten geweest van de op 1 april 2014 ontbonden vennootschap “ [naam vof] V.O.F.” . [eiseres sub 1] is directeur-enig aandeelhoudster van Zino. Vanaf 1 januari 2009 is Zino als vennoot in de plaats getreden van [eiseres sub 1] in persoon. Tussen partijen zijn geschillen ontstaan en meerdere procedures gevoerd, onder meer over de verdeling van de gemeenschap van de vennootschap. De verdeling van de gemeenschap van de ontbonden vennootschap is nog niet voltooid. Hiertoe is een bindend adviseur benoemd.
2.2.
Sinds de ontbinding van de vennootschap drijft [eiseres sub 1] een makelaardij onder de naam ‘ [handelsnaam 1] ’ en voert [gedaagde] een makelaardij onder de naam ‘ [handelsnaam 2] ’. Beiden zijn gevestigd in Munstergeleen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres sub 1] en Zino vorderen samengevat - [gedaagde] te bevelen zijn, in het lichaam van de dagvaarding beschreven, onrechtmatige handelingen te staken en gestaakt te houden, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding, met een maximum van € 50.000,00 en hem te veroordelen in de proceskosten en in de buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Daartoe stellen zij, kort weergegeven, dat [gedaagde] na de ontbinding van de vennootschap onder firma zich tegenover klanten van de voormalige vennootschap, evenals tegen (potentiële) nieuwe klanten en andere buitenstaanders, stelselmatig op een negatieve manier over [eiseres sub 1] uitlaat, met als doel deze klanten voor zichzelf te winnen en de reputatie van [eiseres sub 1] te ruïneren. Zij stellen zich op het standpunt dat de uitingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn en [eiseres sub 1] in persoon en haar bedrijf schade toebrengen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering met betrekking tot het op te leggen bevel tot het staken en gestaakt houden zal aldus worden gelezen dat [eiseres sub 1] verzoekt het in de dagvaarding beschreven handelen jegens haar en haar eenmanszaak te staken. Het spoedeisend belang van [eiseres sub 1] volgt uit de aard van de vordering, in het bijzonder het feit dat [eiseres sub 1] zich persoonlijk beschadigd voelt. Zino heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter geen belang bij de vordering, daar ter zitting is gebleken dat deze vennootschap sinds de ontbinding van de vennootschap geen onderneming meer drijft en niet betrokken is bij de eenmanszaak van [eiseres sub 1] . De vorderingen van Zino zullen reeds om die reden worden afgewezen. Hierna zal uitsluitend nog over [eiseres sub 1] als eisende partij worden gesproken.
4.2.
[eiseres sub 1] stelt dat sprake is van een onrechtmatige daad, nu door de verwijtbare en stelselmatige uitlatingen van [gedaagde] een ontoelaatbare inbreuk wordt gemaakt op de eer en goede naam van [eiseres sub 1] . De uitlatingen zijn aan hem toerekenbaar, nu ze van [gedaagde] afkomstig zijn, aldus [eiseres sub 1] .
4.3.
In dit kort geding moet aldus worden beoordeeld of [gedaagde] in het openbaar uitlatingen over [eiseres sub 1] heeft gedaan die als onrechtmatig dienen te worden aangemerkt en die het opleggen van het gevraagde bevel rechtvaardigen.
4.4.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [eiseres sub 1] een aantal voorbeelden aangevoerd.
Zo heeft zij een brief overgelegd van 12 maart 2015 (productie 4 bij dagvaarding), waarin [gedaagde] aan een klant schrijft dat [eiseres sub 1] door de rechter en de Tuchtraad Makelaardij is veroordeeld als ondeskundig makelaar.
Verder verwijst zij naar "aanvullende correspondentie" die bij productie 5 is overgelegd (een uitdraai van een whats app-bericht en een opsomming van incidenten, opgesteld door [eiseres sub 1] ).
Tevens heeft zij als productie 6 een e-mailbericht van 27 februari 2019 overgelegd. Hierin schrijft [gedaagde] aan [eiseres sub 1] dat hij die maand zes panden in het dorp ter verkoop heeft gekregen, waarvan "
al zeker drie die het mij gewoon gunnen omdat ze vinden dat jij een maf bent".
Daarnaast stelt zij in augustus en september 2019 van derden te hebben moeten vernemen dat [gedaagde] herhaaldelijk onrechtmatige en diffamerende uitlatingen heeft gedaan waardoor de eer en goede naam van [eiseres sub 1] weer acuut en ernstig wordt aangetast. Daartoe verwijst zij naar de als productie 7 overgelegde e-mails van 27 en 28 augustus 2019 waarin zij verslag doet aan haar raadsman van hetgeen de klant [naam klant] haar heeft verteld over een telefoongesprek dat deze klant heeft gevoerd met [gedaagde] , alsmede de als productie 8 overgelegde schriftelijke verklaring van haar partner [naam partner] met betrekking tot ditzelfde voorval, waarin deze verklaart te hebben meegeluisterd bij dat telefoongesprek. [eiseres sub 1] stelt dat [naam klant] haar heeft verteld dat ze aanvankelijk met het kantoor van [gedaagde] had gebeld en naar [eiseres sub 1] had gevraagd. De man die ze aan de lijn kreeg zou daarop hebben gezegd dat [naam klant] niet met [eiseres sub 1] in zee moest gaan, dat ze [eiseres sub 1] uit haar functie hadden moet ontslaan. De man probeerde vervolgens [eiseres sub 1] zwart te maken.
Ten slotte verwijst zij naar de inhoud van een e-mail van [gedaagde] van 20 september 2019 aan de raadsman van [eiseres sub 1] , zoals geciteerd in de als productie 10 overgelegde brief van de raadsman van [eiseres sub 1] aan [gedaagde] , waarin volgens de stelling van [eiseres sub 1] onder meer door [gedaagde] is geschreven:
"
[naam partner] vinden we allemaal een zielig ventje. Even plat gezegd wordt hij hier door het hele dorp uitgescheten omdat hij nog niet 1 maal in zijn leven heeft geprobeerd zaken constructief op te lossen. Hij gaat mee in de leugens van [eiseres sub 1] en mensen vinden dat verschrikkelijk." en "
Een oude-medewerkster en familielid van [eiseres sub 1] schreef ooit in de strekking: 'ze liegt al 50 jaar en heel haar familie gelooft haar niet meer'. Dat zegt in feite genoeg."
De ernst van de diffamerende uitlatingen zoals deze hebben plaatsgevonden vóór 2019 in verband met de herhaaldelijke, recentelijke, diffamerende uitlatingen noopt tot de conclusie dat [gedaagde] zijn diffamerende uitlatingen op geen enkel moment heeft gestaakt of zal staken, zo stelt [eiseres sub 1] .
4.5.
[gedaagde] betwist dat hij zich onrechtmatig of nodeloos diffamerend over [eiseres sub 1] heeft uitgelaten.
Hij stelt dat hij in de periode nadat [eiseres sub 1] plotseling uit het pand van de vennootschap was vetrokken ermee werd geconfronteerd dat [eiseres sub 1] geïntereseerden in panden die voorlopig aan hem waren toebedeeld, uitnodigde voor bezichtigingen en probeerde zelf de koopcontracten te sluiten. Daartegen heeft hij zich schriftelijk bij een aantal opdrachtgevers verweerd en in dat kader is de uitlating in de aangehaalde brief uit 2015 niet onrechtmatig of nodeloos diffamerend. Hij verwijst in dat verband naar de door hem als productie A overgelegde beslissing van het Tuchtcollege Makelaardij Nederland van 16 januari 2014 en stelt dat de Tuchtraad daarin het optreden en de handelwijze van [eiseres sub 1] nadrukkelijk hekelt.
Verder stelt hij ten aanzien van de door [eiseres sub 1] aangehaalde voorbeelden dat het daarbij gaat om:
een ongedateerd whats-app bericht van enkele jaren geleden (2015 of 2016),
een door [eiseres sub 1] zelf opgesteld relaas van 17 maart 2015,
een interne e-mail tussen partijen (dus niet gericht aan derden, zodat de inhoud niet als diffamerend kan worden beschouwd) en
e-mailverkeer tussen [eiseres sub 1] en haar advocaat en een verklaring van [naam partner] . Bij de verklaring van [naam partner] moet worden bedacht dat deze de levenspartner van [eiseres sub 1] is, aldus [gedaagde] .
Ten aanzien van het contact met [naam klant] verwijst hij naar de door hem als productie H overgelegde brief van [naam klant] en de verklaring van [naam] , waaruit blijkt dat het contact niet met hem, maar met [naam] was. De uitlatingen van [naam] , die niet bij hem in dienst is, kunnen hem niet worden toegerekend, aldus [gedaagde] .
Verder stelt [gedaagde] dat de vraag of uitlatingen diffamerend zijn, ook moet worden bezien in het licht van de uitlatingen die over en weer worden gedaan. Daartoe verwijst hij onder meer naar hetgeen [eiseres sub 1] over [gedaagde] heeft geschreven in een aantal door hem overgelegde e-mails en whats-appberichten.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat op grond van de door [eiseres sub 1] aangehaalde incidenten en de ter onderbouwing van haar stellingen overgelegde stukken in het kader van dit kort geding niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] zich herhaaldelijk en ook recent nog dusdanig over [eiseres sub 1] heeft uitgelaten, dat dit als een ongeoorloofde inbreuk op haar eer en goede naam dient te worden aangemerkt. De aangehaalde brief van 12 maart 2015 en het bericht uit 2015, voor zover deze al als onheus kunnen worden aangemerkt, zijn dusdanig gedateerd dat op grond daarvan het treffen van de gevraagde voorziening niet gerechtvaardigd is. Verder kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een terugkerend patroon op grond waarvan kan worden gezegd dat het verband tussen die uitlatingen uit 2015 en recente diffamerende uitlatingen noopt tot de conclusie dat [gedaagde] zijn diffamerende uitlatingen op geen enkel moment heeft gestaakt of zal staken. Zoals [gedaagde] terecht stelt, is de aangehaalde uitlating in de e-mail van februari 2019 niet ten overstaan van derden gedaan. Dat de aangehaalde verklaring tegen [naam klant] door [gedaagde] is gedaan, is niet gebleken en wordt weerlegd door de door [gedaagde] overgelegde schriftelijke verklaringen van [naam] en – met name – door de schriftelijke verklaring van [naam klant] zèlf (productie H zijdens [gedaagde] ). [naam klant] verklaart daarin dat het bewuste telefoongesprek tussen haar en [naam] is gevoerd. Tevens verklaart zij dat zij [eiseres sub 1] uitsluitend over de inhoud van dat gesprek heeft verteld in een persoonlijk gesprek bij het bezoek van [eiseres sub 1] aan het te verkopen pand en zeker niet in een telefoongesprek. Dhr. Menxel was daar niet bij en kan het gesprek niet gehoord hebben.
Ten slotte moeten de geciteerde uitspraken, zoals die zouden zijn opgenomen in de e-mail van 20 september 2019 aan de raadsman van [eiseres sub 1] worden bezien in het licht van de gespannen verhouding tussen partijen en de uitlatingen over en weer.
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat ook de vorderingen van [eiseres sub 1] dienen te worden afgewezen.
4.8.
[eiseres sub 1] en Zino zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 297,00
- salaris advocaat
980,00
€ 1.277,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] en Zino in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.277,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS