ECLI:NL:RBLIM:2020:634

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
C/03/272670 / KG ZA 19-581
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van voorschot op beëindigingsvergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen X-Cago B.V. en Mediahuis Limburg B.V. X-Cago vorderde een voorschot op de beëindigingsvergoeding die Mediahuis Limburg verschuldigd zou zijn na een tussentijdse opzegging van een overeenkomst. De overeenkomst, die op 30 juni 2016 was ondertekend, voorzag in een beëindigingsvergoeding bij tussentijdse opzegging. Mediahuis Limburg had de overeenkomst opgezegd per 31 december 2019, maar X-Cago stelde dat Mediahuis Limburg een bedrag van € 668.771,00 verschuldigd was, dat in termijnen moest worden betaald. Mediahuis Limburg betwistte de hoogte van de beëindigingsvergoeding en stelde dat de vordering van X-Cago nog niet opeisbaar was, omdat de eerste termijn pas op 1 februari 2020 voldaan moest worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij de vordering van X-Cago, omdat Mediahuis Limburg nog niet in verzuim was. De vordering werd afgewezen en X-Cago werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/272670 / KG ZA 19-581
Vonnis in kort geding van 28 januari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
X-CAGO B.V.,
gevestigd te Roermond,
eiseres,
advocaat mr. M.M.H.J. Rompelberg te Voerendaal,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIAHUIS LIMBURG B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde,
advocaat mr. D. Stikkelbroeck te Maastricht.
Partijen zullen hierna X-Cago en Mediahuis Limburg genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte aanvulling van eis, tevens inbreng van producties 1 tot en met 10 en geven toelichting,
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van X-Cago
  • de pleitnota van Mediahuis Limburg.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mediahuis Limburg is 100% eigenaar van Media Groep Limburg B.V. en A&C Media B.V. Tussen X-Cago en Media Groep Limburg B.V. bestonden tot midden 2016 verschillende overeenkomsten op grond waarvan X-Cago aan de rechtsvoorgangster van Mediahuis Limburg (Concentra Media Nederland B.V.) haar diensten leverde. Op grond van in 2016 gevoerde onderhandelingen zijn deze overeenkomsten ondergebracht in één overkoepelende overeenkomst, die op 30 juni 2016 door X-Cago en Concentra Media Nederland B.V. is ondertekend. De overeenkomst is aangegaan per 1 augustus 2016 voor de duur van vijf jaar en vier maanden, aldus tot en met 30 november 2021. In de overeenkomst is in een tussentijdse opzegging voorzien, met een opzegtermijn van drie maanden. Bij tussentijdse opzegging is een beëindigingsvergoeding verschuldigd aan X-Cago, die wordt berekend volgens een in artikel 13.4 opgenomen formule.
2.2.
Concentra Media Nederland B.V. heeft bij brief van 20 augustus 2019 de overeenkomst eenzijdig opgezegd tegen 31 december 2019.
2.3.
X-Cago heeft zich op het standpunt gesteld dat Mediahuis Limburg op grond van de formule ingevolge artikel 13.4 van de Overeenkomst een beëindigingsvergoeding verschuldigd is van € 668.771,00, die op grond van artikel 13.4 sub ii op de volgende wijze dient te worden betaald:
Vóór 1 februari 2020 € 222.923;
Vóór 1 maart 2020 € 222.923;
Vóór 1 april 2020 € 222.923.
2.4.
Mediahuis Limburg heeft zich op het standpunt gesteld dat de door X-Cago berekende omvang van de beëindigingsvergoeding niet juist is. Partijen hebben over de hoogte van de beëindigingsvergoeding en de wijze van betaling gecorrespondeerd en besprekingen gevoerd. Bij brief van 1 november 2019 heeft de raadsman van Mediahuis Limburg geschreven:

Dit levert conform de formule van artikel 13.4 het volgende op:
€ 27.375,- * 23/1,3 = € 484.326,92. Dit is dan ook het bedrag dat cliënte bereid is te betalen.
2.5.
De raadsman van X-Cago heeft bij brief van 13 december 2019 Mediahuis Limburg verzocht c.q. gesommeerd om uiterlijk op 20 december 2019 schriftelijk te bevestigen dat zij de volgende betalingen zal verrichten, uiterlijk op de genoemde data:
op uiterlijk 1 februari 2020 € 161.442,31
op uiterlijk 1 maart 2020 € 161.442,31
op uiterlijk 1 april 2020
€ 161.442,31
subtotaal € 484.326,92
Daarbij is vermeld dat indien de bevestiging niet tijdig wordt ontvangen, wordt aangenomen dat Mediahuis Limburg niet bereid is dit bedrag tijdig te betalen en dat in dat geval in kort geding betaling zal worden gevorderd. Tevens is vermeld dat X-Cago haar vordering op het meerdere nadrukkelijk
nietopgeeft.
2.6.
De raadsman van Mediahuis Limburg heeft per e-mail van 19 december 2019 gereageerd op voormelde brief. Daarin schrijft hij:
“Ik heb begrepen dat partijen op 2 januari 2020 nogmaals om tafel zitten in een poging er onderling uit te komen. Nadien zal ik inhoudelijk reageren op uw laatste brief van 13 december jl. In ieder geval mag uw cliënte uit dit schrijven niet afleiden dat cliënte tekort zou gaan schieten in de nakoming van de op haar rustende (nog niet opeisbare) verplichtingen. Cliënte zal de overeenkomst tussen partijen nakomen.”
2.7.
De raadsman van X-Cago heeft per e-mail van 19 december 2019 gereageerd op de hiervoor weergegeven e-mail en daarin onder meer geschreven:

in uw onderstaande bericht zie ik de gevraagde bevestigingniet. Weliswaar schrijft u in globale zin dat uw cliënte “de overeenkomst tussen partijen zal nakomen”, echter u laat in het midden of dat zal inhouden dat uw cliënte aan de mijne de betalingen zal verrichten ter grootte van de hierboven genoemde bedragen en uiterlijk op de hiervoor
genoemde data, tot een totaalbedrag van € 484.326,92, zoals ik u expliciet heb gevraagd.
Dat betekent dat ik, zoals aangekondigd, een kort geding tegen uw cliënte zal voorbereiden.
(…)
Ik ga er vanuit dat partijen tevens op 2 januari a.s. nogmaals gaan proberen om er onderling uit te komen. Mocht dat lukken, dan hoeft de kort geding dagvaarding wellicht niet te worden uitgebracht, zodat de zitting geen doorgang zal vinden. Niettemin is dan al wel griffierecht verschuldigd, waarvan mijn cliënte zal verlangen dat de uwe dit aan haar vergoedt. Bij gebreke van vergoeding zal de zitting gewoon doorgaan.
Uw cliënte kan dit allemaal nog voorkomen door tijdig, dus vóór morgen 12.00 u., aan mijn sommatie van 13 december jl. te voldoen, bij gebreke waarvan het hiervoor beschreven scenario doorgang zal vinden.”
2.8.
Bij brief van 24 december 2019, gericht aan X-Cago, schrijven mr. [naam CEO] , CEO en [naam CFO] , CFO namens Mediahuis Limburg:
“Bij deze delen wij u mede dat wij conform contract tussen Concentra Media Nederland BV en X-Cago BV de dato 30-6-2016 (artikel 13.4, lid iii, sub ii) in de maanden januari, februari en maart van 2020 een totaalbedrag van euro 484.326,92 zullen overmaken onder vermelding van ‘Afkoopsom contract X-Cago’.”.
2.9.
Op 2 januari 2020 hebben partijen overleg gevoerd over de hoogte van de verschuldigde beëindigingsvergoeding. Daarbij hebben zij geen overeenstemming bereikt over de verschuldigdheid van een vergoeding boven het bedrag van € 484.326,92.

3.Het geschil

3.1.
X-Cago vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – dat de voorzieningenrechter Mediahuis Limburg veroordeelt om ten titel van voorschot te betalen:
op uiterlijk 1 februari 2020 € 161.442,31
op uiterlijk 1 maart 2020 € 161.442,31
op uiterlijk 1 april 2020
€ 161.442,31
subtotaal € 484.326,92,
vermeerderd met 21% BTW, rente en kosten.
3.2.
X-Cago stelt daartoe dat, gelet op de brief van de raadsman van Mediahuis Limburg van 1 november 2019, Mediahuis Limburg heeft erkend ten minste het bedrag van € 484.326,92 verschuldigd te zijn en dat de hiervoor genoemde drie termijnen uiterlijk op voormelde data dienen te worden betaald. Daar Mediahuis Limburg echter niet heeft gereageerd op het verzoek van X-Cago bij brief van haar raadsman van 13 december 2019 om uiterlijk op 20 december 2019 schriftelijk te bevestigen dat zij de betalingen zal verrichten op de genoemde data, gaat X-Cago er van uit dat Mediahuis Limburg niet bereid is vrijwillig tot betaling over te gaan.
3.3.
Mediahuis Limburg voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.2.
X-Cago stelt er een groot belang bij te hebben dat zij de (deelbetalingen van de) beëindigingsvergoeding tijdig ontvangt. De vergoeding dient als compensatie voor de ten gevolge van de voortijdige opzegging gederfde omzet. Uit een oogpunt van liquiditeitsplanning is het voor haar van belang om te weten op welke betalingen zij in de maanden februari, maart en april 2020 kan rekenen. X-Cago moet gedurende een periode de gelegenheid krijgen haar uitgaven in overeenstemming te brengen met haar teruggelopen inkomsten. Nu Mediahuis Limburg niet aan de sommatie heeft voldaan, mag X-Cago er van uit gaan dat Mediahuis Limburg tekort zal schieten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen. Om te bewerkstelligen dat zij de eerste betaling zal ontvangen vóór 1 februari 2020, dient zij voordien over een vonnis te beschikken waarin MHL tot betaling wordt veroordeeld. Daarom heeft zij bij wege van voorschot betaling gevorderd van het minimale bedrag waarover tussen partijen reeds overeenstemming bestaat. Over het restant van de beëindigingsvergoeding wil X-Cago door-onderhandelen en eventueel procederen bij de bodemrechter.
4.3.
Bij de behandeling ter zitting heeft X-Cago hier in haar toelichting aan toegevoegd, dat de schriftelijke verklaringen die door Mediahuis Limburg op 19 en 24 december 2019 zijn verstrekt, niet voldeden aan hetgeen was verzocht. De verklaring van 19 december is
volgens X-Cago nogal vaag en de gevraagde bevestiging ontbreekt daarin totaal. De verklaring van 24 december 2019 was niet duidelijk genoeg, omdat daarin over een afkoopsom wordt gesproken, waarmee de indruk wordt gewekt dat tegen finale kwijting wordt voldaan. Hiermee wordt niet bevestigd dat het om een voorschot gaat en dat partijen over het meerdere nog verder gaan procederen. Uit de door haar als productie 9 overgelegde transcriptie van het overleg dat partijen op 2 januari 2020 nog hebben gevoerd, blijkt volgens X-Cago dat Mediahuis Limburg weigerde haar verklaring in die zin aan te passen, hetgeen een kleine moeite was geweest. Kennelijk heeft Mediahuis Limburg daartoe reden en dit verontrust X-Cago daarom ernstig. Volgens X-Cago wilde Mediahuis Limburg pas gaan betalen nadat er algehele overeenstemming was over de hoogte. Op die manier wilde Mediahuis Limburg X-Cago onder druk zetten om, met de rug tegen de muur, een lagere beëindigingsvergoeding te accepteren, zo stelt X-Cago.
4.4.
Mediahuis Limburg heeft zich op het standpunt gesteld dat zij op 1 november 2019 al heeft aangegeven dat zij het bedrag van € 484.326,92 zal betalen. Zij is hier nooit op teruggekomen; X-Cago is ten onrechte argwanend. In het overleg van 2 januari 2020 werd haar pas duidelijk dat X-Cago in de verklaring van 24 december 2019 leest dat Mediahuis Limburg voormeld bedrag tegen finale kwijting wil betalen. Mediahuis Limburg betwist dat uit die brief blijkt dat zij deze voorwaarde zou stellen en stelt dat zij juist de hoop heeft uitgesproken dat de discussiepunten op 2 januari 2020 zouden kunnen worden beslecht. Indien X-Cago meent recht te hebben op meer, staat het haar vrij om hierover een bodemprocedure te beginnen.
4.5.
Verder stelt Mediahuis Limburg zich op het standpunt dat de vordering van X-Cago nog niet opeisbaar is en Mediahuis Limburg dus onmogelijk in verzuim kan verkeren. De grondslag voor het vorderen van nakoming ontbreekt daarom. Een voorschot vorderen op het bedrag dat Mediahuis Limburg gaat betalen is niet mogelijk. Theoretisch is het wel mogelijk een veroordeling onder tijdsbepaling te verkrijgen, maar X-Cago heeft niet onderbouwd dat zij daar belang bij heeft.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt op grond van de stellingen van partijen vast, dat partijen niet twisten over de verschuldigdheid van het bedrag van € 484.326,92. X-Cago heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter geen spoedeisend belang bij toewijzing van haar vordering. De vordering is nog niet opeisbaar daar op grond van de Overeenkomst de eerste termijn vóór 1 februari 2020 dient te worden voldaan en deze datum nog niet is bereikt. Mediahuis Limburg is dus nog niet in verzuim. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er voor X-Cago geen aanleiding om te vrezen dat Mediahuis Limburg voor die datum niet zal voldoen aan haar verplichting en in verzuim zal raken. Immers schrijft de raadsman van Mediahuis Limburg op 1 november 2019 dat Mediahuis Limburg bereid is het bedrag van € 484.326,92 13 te voldoen, schrijft hij op 13 december 2019 dat de verplichting zal worden nagekomen door Mediahuis Limburg en wordt op 24 december 2019 namens Mediahuis Limburg door de heren [naam CEO] en [naam CFO] bevestigd dat zij conform contract in de maanden januari, februari en maart van 2020 een totaalbedrag van € 484.326,92 zullen overmaken. De uitsluitende wens van Mediahuis Limburg om uit een oogpunt van liquiditeitsplanning zeker te weten op welke betalingen zij kan rekenen en daartoe nu reeds een titel te verkrijgen, vormt geen grond voor toewijzing van de vordering. Blijkens de als productie 9 door X-Cago overgelegde transcriptie van het overleg van 2 januari 2020 is van de zijde van Mediahuis Limburg in dat gesprek gezegd dat het X-Cago vrij staat om Mediahuis Limburg te dagvaarden in een bodemprocedure als X-Cago vindt dat Mediahuis Limburg meer verschuldigd is dan het bedrag van € 484.326,92. Bij de behandeling van het kort geding is dat nogmaals herhaald. Gelet daarop bestaat er geen aanleiding om aan te nemen dat Mediahuis Limburg zich op het standpunt stelt dat de betaling van voormeld bedrag tegen finale kwijting wordt gedaan. X-Cago heeft er daarom naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen spoedeisend belang bij dat de voorzieningenrechter vaststelt dat de betaling ten titel van voorschot wordt gedaan.
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de vorderingen van X-Cago dienen te worden afgewezen.
4.8.
X-Cago zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mediahuis Limburg worden begroot op:
- griffierecht € 4.030,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 5.010,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt X-Cago in de proceskosten, aan de zijde van Mediahuis Limburg tot op heden begroot op € 5.010,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS