ECLI:NL:RBLIM:2020:647

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
8249122 CV EXPL 20-105
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming in kort geding wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.S. de Gram, vorderde ontruiming van de woning die door de rechthebbende, [rechthebbende], werd gehuurd. De eiser had eerder al een bodemprocedure aangespannen wegens ernstige overlast veroorzaakt door de huurder. De huurder, die in een ziekenhuis was opgenomen, had verzocht om een langere ontruimingstermijn, maar de kantonrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was voor de ontruiming, gezien de overlast voor andere huurders in het appartementencomplex. De kantonrechter oordeelde dat de overlast niet gemotiveerd was weersproken en dat de ontruiming noodzakelijk was. De rechter heeft de ontruiming toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 909,46. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 8249122 CV EXPL 20-105
Vonnis van de kantonrechter van 28 januari 2020
in het kort geding van
[eiser] ,
wonend in [woonplaats 1] aan de [adres 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.S. de Gram,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

en
2. [gedaagde sub 2]
,
beiden vennoot van [naam VOF] , kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
in hun hoedanigheid van bewindvoerders in het beschermingsbewind van
[rechthebbende] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. N. Heilhof.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] c.s. q.q. genoemd worden. De rechthebbende zal [rechthebbende] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 9 januari 2020
  • de op 20 januari 2020 ter griffie ontvangen nadere producties
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 22 januari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Met ingang van 30 maart 2019 huurt [rechthebbende] van [eiser] de woning met aanhorigheden aan de [adres 2] te [woonplaats 2] . Het betreft een appartement op de eerste verdieping in een appartementencomplex.
2.2.
Bij exploot van dagvaarding d.d. 12 november 2019 heeft [eiser] jegens [gedaagden] c.s. q.q. reeds de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gevorderd (naast enkele nevenvorderingen) op grond van - samengevat - door [rechthebbende] veroorzaakte ernstige overlast. De gedingstukken uit die bodemprocedure tot dusverre zijn aan het exploot van de onderhavige procedure gehecht.
2.3.
Ook na het entameren van voornoemde bodemprocedure heeft [eiser] klachten van direct omwonenden ontvangen aangaande door [rechthebbende] veroorzaakte overlast.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert in deze procedure - kort gezegd -:
1.: de veroordeling van [rechthebbende] om het gehuurde met al de zich daarin bevindende personen en goederen, voor zover geen eigendom van [eiser] , binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis te ontruimen te verlaten en daarin niet weer te keren en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
2.: de veroordeling van [gedaagden] c.s. q.q. om het gehuurde binnen twee dagen na het in dezen te wijzen vonnis te ontruimen voor zover het zaken betreft die de onderbewindstelling van [rechthebbende] betreffen, en voor zover nodig de ontruiming te gehengen en te gedogen;
een en ander onder verwijzing van [gedaagden] c.s. q.q. in de proceskosten.
3.2.
Ter zitting is namens [rechthebbende] aangevoerd dat ook [rechthebbende] zelf de noodzaak tot vertrek uit het gehuurde inziet, doch is verzocht om een langere ontruimingstermijn. Volgens de gemachtigde van [rechthebbende] en de ter zitting verschenen bewindvoerder zal het voor [rechthebbende] immers lastig zijn om binnen korte termijn nieuwe woonruimte te vinden. Dit laatste onder meer omdat [rechthebbende] momenteel is opgenomen in een ziekenhuis, alsmede vanwege zijn persoonlijke (medisch/psychische)- problematiek waarvoor hulp moeizaam blijkt te realiseren.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming, gelegen in zijn verplichting zijn (andere) huurders van het betreffende appartementencomplex rustig woongenot te verschaffen en te vrijwaren van de door [rechthebbende] veroorzaakte overlast.
4.2.
Gezien de ernst van de gevolgen voor een huurder van woonruimte, in dit geval [rechthebbende] , kan een ontruiming in kort geding slechts worden uitgesproken, indien de door die huurder veroorzaakte overlast van zodanige aard en ernst is dat ontruiming op korte termijn noodzakelijk is, de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en hoogst waarschijnlijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurovereenkomst zal ontbinden.
Gelet op het feit dat de van de zijde van [eiser] gestelde - en met verklaringen van omwonenden onderbouwde - overlast door [rechthebbende] in deze procedure niet gemotiveerd is weersproken, is die veroordeling in kort geding gerechtvaardigd.
4.3.
De kantonrechter zal op vorenstaande gronden de gevorderde ontruiming jegens de gedagvaarde bewindvoerders toewijzen (de vordering onder 1 is gericht tegen [rechthebbende] zelf, doch hij is niet gedagvaard). De kantonrechter ziet in de aangevoerde omstandigheden aanleiding om de ontruimingstermijn op veertien dagen na betekening van het vonnis te stellen.
4.4.
[gedaagden] c.s. q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op € 909,46, bestaande uit € 720,00 aan salaris gemachtigde, € 83,00 aan griffierecht en € 106,46 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] c.s. q.q. om de woning met aanhorigheden aan de [adres 2] te [woonplaats 2] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen voor zover het zaken betreft die de onderbewindstelling van [rechthebbende] betreffen, en voor zover nodig de ontruiming te gehengen en te gedogen;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. q.q. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op € 909,46;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en is in het openbaar uitgesproken.
RK