In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een dagvaarding van 25 februari 2020, waarin Woonpunt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde eiste vanwege een huurachterstand. De gedaagde huurde sinds 15 mei 2015 een woning van Woonpunt, maar had een huurachterstand opgebouwd van € 4.148,04 tot en met mei 2020. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het verlies van haar baan, niet in staat was om te betalen. Woonpunt stelde echter dat er geen communicatie van de gedaagde was ontvangen sinds de dagvaarding en dat de huurachterstand bleef oplopen.
De kantonrechter overwoog dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, in dit geval de niet-tijdige betaling van de huurprijs, de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde niet voldoende waren om de ontbinding te weerleggen. De vorderingen van Woonpunt tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde werden toegewezen. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de wettelijke rente en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.