ECLI:NL:RBLIM:2020:6502

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
8357773 CV EXPL 20-964
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een dagvaarding van 25 februari 2020, waarin Woonpunt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde eiste vanwege een huurachterstand. De gedaagde huurde sinds 15 mei 2015 een woning van Woonpunt, maar had een huurachterstand opgebouwd van € 4.148,04 tot en met mei 2020. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het verlies van haar baan, niet in staat was om te betalen. Woonpunt stelde echter dat er geen communicatie van de gedaagde was ontvangen sinds de dagvaarding en dat de huurachterstand bleef oplopen.

De kantonrechter overwoog dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, in dit geval de niet-tijdige betaling van de huurprijs, de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde niet voldoende waren om de ontbinding te weerleggen. De vorderingen van Woonpunt tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde werden toegewezen. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de wettelijke rente en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8357773 CV EXPL 20-964
Vonnis van de kantonrechter van 26 augustus 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna Woonpunt en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 februari 2020 met producties 1 tot en met 4
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
- de brief van 18 maart 2020 waaruit blijkt dat de mondelinge behandeling geen doorgang vindt in verband met de uitbraak van het coronavirus
- de conclusie van repliek
- de rolzitting van 17 juni 2020 en, na aanhouding vanwege het corona virus, de rolzitting van 15 juli 2020 waarbij het recht van [gedaagde] om te concluderen voor dupliek is vervallen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 15 mei 2015 van Woonpunt de woning met aanhorigheden, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . De huurprijs bedroeg laatstelijk € 623,88 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2.
De huurachterstand tot en met februari 2020 bedraagt € 2.295,52 en is over de periode tot en met mei 2020 opgelopen naar € 4.148,04.

3.Het geschil

3.1.
Hoewel noch in de kop van de repliek noch onder het kopje “met conclusie” een formele eisvermeerdering wordt aangekondigd, blijkt uit de formulering van de laatste alinea op de eerste pagina van die conclusie genoegzaam dat een eisvermeerdering (althans een eiswijziging) is beoogd.
3.2.
Woonpunt vordert, samengevat, de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na de betekening van het vonnis en de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
  • € 4.564,68 (waarvan € 4.148,04 aan hoofdsom en € 416,64 aan buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot de dag van algehele voldoening
  • € 623,88 per maand aan huur c.q. gebruiksvergoeding voor iedere maand vanaf 1 juni 2020 tot en met de ingegane maand van de ontruiming en de proceskosten.
3.3.
Woonpunt legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting uit de huurovereenkomst, te weten de maandelijkse vooruitbetaling van de huurprijs.
3.4.
[gedaagde] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen uit een overeenkomst aan de wederpartij de bevoegdheid geeft die overeenkomst te ontbinden – bij een huurovereenkomst: door de rechter te doen ontbinden – tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Daarbij is het in beginsel aan de schuldenaar ( [gedaagde] ) om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die kunnen leiden tot het oordeel dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is.
4.2.
De tekortkoming die aan de vordering tot ontbinding ten grondslag is gelegd betreft de hoofdverplichting van de huurder, tot tijdige betaling van de huurprijs, en komt hier neer op een huurachterstand van ruim drie maanden op het moment van dagvaarden. Een huurachterstand van deze omvang rechtvaardigt in het algemeen de ontbinding van de huurovereenkomst met als gevolg de veroordeling tot ontruiming.
4.3.
De ontstane huurachterstand wordt door [gedaagde] bij antwoord erkend. Zij stelt dat zij wegens omstandigheden haar baan heeft opgezegd en in afwachting is van een WWB uitkering. Woonpunt stelt bij repliek dat zij niets van [gedaagde] heeft vernomen of de WWB uitkering is toegekend, maar dat sinds uitbrenging van de dagvaarding geen enkel bericht dan wel huurbetaling door [gedaagde] is ontvangen. De huurachterstand is blijven oplopen, waardoor tot en met mei 2020 een huurachterstand is ontstaan van € 4.148,04.
4.4.
De situatie waarin [gedaagde] is komen te verkeren en waardoor de huurachterstand is ontstaan, ligt in haar risicosfeer. De door haar aangevoerde persoonlijke (financiële) omstandigheden regarderen Woonpunt niet en doen er niet aan af dat de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst met het gevolg van haar ontruiming rechtvaardigt. Er is niet gesteld, laat staan aangeboden te bewijzen, dat [gedaagde] door de ontruiming in een situatie komt te verkeren die ernstiger is dan eigen is aan elke ontruiming. Het verweer wordt verworpen.
4.5.
De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde zijn mitsdien toewijsbaar. De ontruimingstermijn zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
Voorts heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen en daarmee de door Woonpunt bij repliek gestelde huurachterstand van € 4.148,04 tot en met mei 2020 niet betwist. De vordering om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de huurachterstand
ligt als niet althans onvoldoende betwist voor toewijzing gereed ligt. Zo lang de huurovereenkomst duurt is [gedaagde] de huurprijs verschuldigd. Vanaf de ontbinding tot de ontruiming is zij krachtens artikel 7:225 BW een gelijk bedrag verschuldigd als vergoeding. Ook deze vordering wordt toegewezen.
4.7.
De huurprijs is maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigd. Reeds door het passeren van die datum zonder dat betaald is, verkeert [gedaagde] in verzuim. De gevorderde wettelijke rente, die niet is betwist, wordt dan ook toegewezen.
4.8.
Woonpunt maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Woonpunt heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. Ook de rente gevorderd over deze som is toewijsbaar.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Woonpunt worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
-
dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 499,00
- gemachtigde salaris €
480,00(2 punten x € 240,00)
Totaal € 1.081,96

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] en veroordeelt [gedaagde] het gehuurde binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en de haren, en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking aan Woonpunt te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonpunt tegen behoorlijke bewijs van kwijting te betalen € 4.564,68 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonpunt tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 623,88 per maand voor iedere ingegane maand na 31 mei 2020 tot en met de ingegane maand van de ontruiming, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Woonpunt, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.081,96;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
type: LS