ECLI:NL:RBLIM:2020:6793
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van eiser in vordering wegens gebrek aan belang door lopende hoger beroep
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 9 september 2020, is eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De zaak betreft een geschil tussen broer en zus, die de enige erfgenamen zijn van hun overleden moeder. Eiser heeft een procedure gestart om betaling te vorderen van bedragen die hij meent te zijn verschuldigd door gedaagde, die de woning van de moeder heeft verhuurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al een hoger beroep loopt over dezelfde kwestie, waardoor eiser geen belang heeft bij zijn vordering. De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 3 januari 2018 bepaald dat de woning aan een derde verkocht moet worden, en eiser heeft in deze procedure een bedrag van € 8.450,00 gevorderd, dat volgens hem de helft van de huuropbrengsten betreft. Gedaagde heeft verweer gevoerd en de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de kwestie al onder de rechter is in het hoger beroep. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.