ECLI:NL:RBLIM:2020:6794

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
8353300 CV EXPL 20-949
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding huurovereenkomst wegens wanprestatie

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Volta Limburg B.V. schadevergoeding van de bewindvoerder q.q. van [naam onderbewindgestelde] wegens wanprestatie. De huurovereenkomst tussen Volta en [naam onderbewindgestelde] is op 24 januari 2017 tot stand gekomen voor een verwarmingsketel. De algemene voorwaarden van Volta zijn van toepassing verklaard. [naam onderbewindgestelde] heeft de huur over april tot en met augustus 2019 niet betaald, wat heeft geleid tot de ontbinding van de huurovereenkomst door Volta per 1 september 2019. Volta heeft de bewindvoerder q.q. verzocht het toestel te verwijderen, maar dit is niet gebeurd. De bewindvoerder voert verweer en stelt dat [naam onderbewindgestelde] geen toegang had tot de woning, maar de kantonrechter oordeelt dat dit geen rechtvaardigingsgrond is voor het niet nakomen van de verplichtingen. De kantonrechter wijst de vordering van Volta toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8353300 CV EXPL 20-949
Vonnis van de kantonrechter van 9 september 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOLTA LIMBURG B.V.,
gevestigd te Schinnen,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
kantoorhoudende in de gemeente [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. K.J.C. van Bekkum, advocaat.
Partijen zullen hierna ‘Volta’, ‘de bewindvoerder q.q.’ en ‘ [naam onderbewindgestelde] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 februari 2020
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Volta en [naam onderbewindgestelde] is op 24 januari 2017 een huurovereenkomst (voor de minimale duur van 144 maanden) tot stand gekomen met betrekking tot een in de toenmalige woning van [naam onderbewindgestelde] geïnstalleerde verwarmingsketel. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Volta van toepassing verklaard.
2.2.
In artikel 12 leden 4 en 5 van de algemene voorwaarden is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
4. In de volgende situaties heeft Servicepartner het recht om zonder verdere sommatie en/of ingebrekestelling en zonder gerechtelijke tussenkomst de Overeenkomst te beëindigen en het Toestel te verwijderen. Servicepartner houdt hierbij haar recht op vergoeding van schade, kosten en rente.
4.1.
Als u in gebreke bent de bepalingen in uw Overeenkomst met Servicepartner behoorlijk na te komen.
(…)
5. Wordt de overeenkomst binnen de minimale huurperiode beëindigd? Dan betaalt u het bedrag dat u tot het einde van deze minimale huurperiode nog verschuldigd bent in één keer. Servicepartner stuurt u een factuur op basis van de resterende huurtermijnen en een vergoeding voor demonteren, vermeerderd met administratiekosten.(…)”
2.3.
In artikel 12 lid 8 van de algemene voorwaarden is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
8. Is de verwijdering van het Toestel door Servicepartner niet mogelijk of wordt deze niet mogelijk gemaakt? Dan brengt Servicepartner een vergoeding in rekening voor geleden schade en administratiekosten. Het tarief van de administratiekosten staat vermeld op de Overeenkomst.”
2.4.
[naam onderbewindgestelde] heeft de huur voor de verwarmingsketel over april tot en met augustus 2019, in totaal € 190,30, niet betaald.
2.5.
Volta heeft bij brief van 10 september 2019 de huurovereenkomst per 1 september 2019 wegens achterstand in de huurbetaling ontbonden. In dezelfde brief heeft Volta [naam onderbewindgestelde] verzocht haar in de gelegenheid te stellen het toestel te verwijderen.
2.6.
[naam onderbewindgestelde] heeft de woning na 16 september 2019 verlaten. Zijn ex-partner [naam ex-partner] bewoont sindsdien alleen de woning.

3.Het geschil

3.1.
Op grond van tekortkoming van [naam onderbewindgestelde] in de nakoming van de uit de huurovereenkomst op hem rustende betalingsplicht alsmede op grond van niet nakoming van de verplichting tot teruggave van het toestel vordert Volta dat de bewindvoerder q.q., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan haar te betalen het bedrag van
€ 2.996,36 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.592,77 vanaf 11 februari 2020 tot aan de dag van de volledige betaling met veroordeling van de bewindvoerder q.q. in de proceskosten.
3.2.
De bewindvoerder q.q. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[naam onderbewindgestelde] is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden zodat op de stellingen van partijen nader kan worden ingegaan.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat de ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen niet in geschil is. De bewindvoerder q.q. verweert zich tegen de vordering door te stellen dat [naam onderbewindgestelde] geen mogelijkheid en ook geen toestemming had om zijn toenmalige woning te betreden daar de woning sedert 16 september 2019 door zijn ex-partner wordt bewoond.
4.4.
Voor zover de bewindvoerder q.q. een beroep heeft willen doen op overmacht, oordeelt de kantonrechter dat de persoonlijke omstandigheden van [naam onderbewindgestelde] , hoe vervelend ook voor [naam onderbewindgestelde] , in zijn risicosfeer liggen en geen rechtvaardigingsgrond vormen voor het niet nakomen van zijn contractuele verplichtingen.
4.5.
De bewindvoerder q.q. voert aan dat Volta nagelaten heeft het toestel bij de ex-partner van [naam onderbewindgestelde] op te halen. Voor zover de bewindvoerder q.q. met zijn verweer bedoelt dat Volta de ex-partner van [naam onderbewindgestelde] had moeten aanspreken, wordt zijn verweer verworpen nu de ex-partner van [naam onderbewindgestelde] geen partij is bij de tussen [naam onderbewindgestelde] en Volta tot stand gekomen huurovereenkomst en Volta niet verplicht is om haar aan te spreken.
4.6.
Het verweer van de bewindvoerder q.q. dat Volta de maandelijks verschuldigd geworden huurkosten ook op de ex-partner van [naam onderbewindgestelde] had kunnen verhalen, behoeft geen bespreking nu reeds is overwogen dat Volta niet verplicht is om de ex-partner van [naam onderbewindgestelde] aan te spreken.
4.7.
De bewindvoerder q.q. brengt bij dupliek twee nieuwe verweren naar voren, namelijk dat een causaal verband tussen de door Volta geleden schade en het handelen of nalaten van [naam onderbewindgestelde] ontbreekt en dat de hoogte van de door Volta gevorderde schadevergoeding niet op een onafhankelijke wijze is tot stand gekomen. De kantonrechter acht deze nieuwe verweren tardief. Niet valt in te zien waarom de bewindvoerder q.q. deze verweren niet reeds bij antwoord naar voren had kunnen brengen. Als de bewindvoerder q.q. deze verweren bij antwoord had gevoerd, was Volta in de gelegenheid geweest daarop bij repliek in te gaan zodat het debat daarover - zoals past in deze civiele procedure - tussen partijen was gevoerd in de re- en dupliek. De wijze van procederen door bewindvoerder q.q. komt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook in strijd met een goede procesorde. Dit vormt de reden dat aan deze nieuwe verweren voorbij wordt gegaan.
4.8.
Nu de huurovereenkomst reeds wegens het niet nakomen van de op [naam onderbewindgestelde] rustende betalingslicht door Volta is ontbonden en het verzuim van [naam onderbewindgestelde] met de nakoming van de verplichting tot teruggave van het toestel ook vaststaat, zal de kantonrechter de vordering van Volta ter zake de betaling van het bedrag ad € 2.592,77 aan hoofdsom (€ 190,30 + € 2.402,47) toewijzen. Toewijsbaar is eveneens de verschenen wettelijke rente tot 11 februari 2020 ter hoogte van € 19,31 en de lopende rente vanaf 11 februari 2020 berekend over de hoofdsom ad € 2.592,77.
4.9.
Volta maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad
€ 384,28. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De door Volta aan [naam onderbewindgestelde] op 20 januari 2020 verzonden aanmaning voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden toegewezen.
4.10.
De bewindvoerder q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Volta worden begroot op:
  • dagvaarding € 91,46
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.010,46

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om aan Volta te betalen een bedrag van
€ 2.996,36 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.592,77 vanaf 11 februari 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van Volta gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1.010,46,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
NZ