In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vordert de eiseres, vertegenwoordigd door mr. R. Cohen, van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. drs. P.M.H. Cruts, betaling van de helft van de kinderbijslag en het kindgebonden budget, alsook de afgifte van een wasmachine en de terugbetaling van een waarborgsom. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben van 17 maart 2017 tot 16 januari 2019 samengewoond zonder een samenlevingscontract. Na de verbreking van de relatie hebben zij een ouderschapsplan ondertekend waarin is afgesproken dat de kinderbijslag en het kindgebonden budget per 1 april 2019 gelijkelijk tussen hen worden verdeeld. De eiseres heeft de gedaagde gesommeerd om aan deze verplichtingen te voldoen, maar de gedaagde heeft hier niet aan voldaan.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gedaagde verplicht is om de helft van de ontvangen kinderbijslag en het kindgebonden budget aan de eiseres te betalen, omdat de gedaagde deze bedragen heeft ontvangen, maar niet volledig heeft doorgegeven aan de eiseres. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de wasmachine, die door de eiseres op afbetaling is gekocht, aan haar moet worden teruggegeven. De gedaagde heeft betwist dat de wasmachine eigendom is van de eiseres, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze claim te onderbouwen.
Wat betreft de waarborgsom heeft de kantonrechter geoordeeld dat er onvoldoende grondslag is voor de terugbetaling aan de eiseres, omdat niet is aangetoond dat de gedaagde verplicht is deze som terug te betalen. De gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiseres. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers op 9 september 2020.