ECLI:NL:RBLIM:2020:6798

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
8353175 CV EXPL 20-944
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kinderbijslag, kindgebonden budget en afgifte van wasmachine na verbreking van relatie zonder samenlevingscontract

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vordert de eiseres, vertegenwoordigd door mr. R. Cohen, van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. drs. P.M.H. Cruts, betaling van de helft van de kinderbijslag en het kindgebonden budget, alsook de afgifte van een wasmachine en de terugbetaling van een waarborgsom. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben van 17 maart 2017 tot 16 januari 2019 samengewoond zonder een samenlevingscontract. Na de verbreking van de relatie hebben zij een ouderschapsplan ondertekend waarin is afgesproken dat de kinderbijslag en het kindgebonden budget per 1 april 2019 gelijkelijk tussen hen worden verdeeld. De eiseres heeft de gedaagde gesommeerd om aan deze verplichtingen te voldoen, maar de gedaagde heeft hier niet aan voldaan.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gedaagde verplicht is om de helft van de ontvangen kinderbijslag en het kindgebonden budget aan de eiseres te betalen, omdat de gedaagde deze bedragen heeft ontvangen, maar niet volledig heeft doorgegeven aan de eiseres. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de wasmachine, die door de eiseres op afbetaling is gekocht, aan haar moet worden teruggegeven. De gedaagde heeft betwist dat de wasmachine eigendom is van de eiseres, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze claim te onderbouwen.

Wat betreft de waarborgsom heeft de kantonrechter geoordeeld dat er onvoldoende grondslag is voor de terugbetaling aan de eiseres, omdat niet is aangetoond dat de gedaagde verplicht is deze som terug te betalen. De gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiseres. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers op 9 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8353175 CV EXPL 20-944
Vonnis van de kantonrechter van 9 september 2020
in de zaak van:
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R. Cohen,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. drs. P.M.H. Cruts.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een (affectieve) relatie met elkaar gehad tot 16 januari 2019. Zij hebben van 17 maart 2017 tot 16 januari 2019 samengewoond in een huurwoning aan het adres [adres] te [woonplaats 2] . Partijen hebben geen samenlevingscontract opgesteld.
2.2.
De huurovereenkomst van de woning waarin zij samenwoonden stond en staat op naam van [gedaagde] . De waarborgsom van € 1.700,00 heeft [eiseres] destijds, bij aanvang van de huur op 17 maart 2017, aan de verhuurder betaald.
2.3.
Uit de relatie van [eiseres] en [gedaagde] is op [geboortedatum] [minderjarige] geboren.
2.4.
Na het verbreken van hun relatie hebben [eiseres] en [gedaagde] een ouderschapsplan ondertekend.
2.5.
In artikel 7.3 van het ouderschapsplan is het volgende bepaald:
“De ouders komen overeen dat de kinderbijslag en het kindgebondenbudget per
1 april 2019 bij gelijke helfte tussen hen wordt verdeeld. Op naam van vader wordt de kinderbijslag en het kindgebondenbudget aangevraagd en ontvangen. Vader zal ieder kwartaal respectievelijk iedere maand binnen 2 dagen na ontvangst van de kinderbijslag dan wel het kindgebondenbudget, de helft van dit bedrag overmaken naar de rekening van de moeder.”
2.6.
Op grond van het ouderschapsplan verblijft het kind in de oneven weken bij [gedaagde] en in de even weken bij [eiseres] .
2.7.
Na de verbroken samenleving is [gedaagde] in de huurwoning blijven wonen.
2.8.
In de huurwoning bevindt zich een wasmachine die in 2018 (op afbetaling) is gekocht bij Wehkamp.
2.9.
Bij brief van 30 december 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om binnen zeven dagen:
  • te voldoen aan het bepaalde in art. 7.3 van het ouderschapsplan;
  • de wasmachine aan haar terug te geven;
  • de waarborgsom aan haar terug te betalen.
2.10.
[gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen:
om de helft van de kinderbijslag en het kindgebondenbudget vanaf 1 april 2019 aan haar te voldoen op straffe van verbeurte van een dwangsom,
de wasmachine af te geven, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom,
tot betaling van de waarborgsom van € 1.700,00.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover dat relevant is, nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

de kinderbijslag en het kindgebondenbudget
4.1.
Op grond van artikel 7.3 van het ouderschapsplan dient [gedaagde] met ingang van
1 april 2019 de helft van de door hem ontvangen kinderbijslag en de helft van het kindgebondenbudget aan [eiseres] betalen.
4.2.
De kinderbijslag en het kindgebondenbudget waar [gedaagde] (onbetwist) recht op heeft, is niet, althans niet volledig, aan hem uitbetaald. Dit komt doordat [gedaagde] teveel zorgtoeslag en huurtoeslag ontvangen heeft, waarmee de aan hem toegekende kinderbijslag en het kindgebondenbudget is verrekend. Een dergelijke verrekening moet ook worden gezien als ontvangst door [gedaagde] aangezien die verrekening heeft geleid tot een vermindering van zijn schulden. Dat de teveel ontvangen toeslagen ook door [eiseres] zouden zijn verteerd tijdens de periode dat partijen samenwoonden, doet daar verder niet aan af. Bovendien hebben partijen, zoals [eiseres] zelf stelt, afgesproken met gesloten beurzen en zonder nadere verdeling van goederen uit elkaar te gaan. Dan valt niet in te zien op grond waarvan [eiseres] meent dat hij op zijn naam staande schulden mag verrekenen met de helft van de aan [gedaagde] toekomende kinderbijslag en het kindgebondenbudget. Op grond van deze overwegingen zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van de helft van de door [gedaagde] ontvangen kinderbijslag alsmede de helft van het kindgebondenbudget. De hieraan gekoppelde dwangsom zal worden afgewezen aangezien betaling van een geldsom niet met een dwangsom kan worden afgedwongen (art. 611a Rv).
de wasmachine
4.3.
In eerste instantie heeft [gedaagde] betwist dat de wasmachine eigendom is van [eiseres] . Bij repliek heeft [eiseres] nader onderbouwd dat de wasmachine door haar (op afbetaling) is gekocht. [gedaagde] heeft daar niets meer tegen aangevoerd. Wel wijst hij er bij dupliek op dat hij bij antwoord bewijs van betaling van zijn afbetalingen op de wasmachine heeft overgelegd. De kantonrechter ziet in het feit dat [gedaagde] eenmalig € 35,00 heeft afbetaald geen argument voor afwijzing van de door [eiseres] gevorderde afgifte van haar eigendom.
Dat geldt ook voor de bij antwoord aangevoerde stelling van [gedaagde] dat partijen zijn overeengekomen dat ze met gesloten beurzen en zonder nadere verdeling van goederen uit elkaar zouden gaan. Die (gestelde) afspraak is voor wat betreft de verdeling van goederen dermate vaag, dat daaruit niet blijkt dat partijen over en weer hebben beoogd afstand te doen van eigendomsrechten. Eerst bij dupliek stelt [gedaagde] dat partijen expliciet afgesproken hebben dat [eiseres] de wasmachine zou achterlaten. Dit argument voert [gedaagde] te laat en in strijd met de regels van een goede procesorde aan. [eiseres] heeft hier immers niet op kunnen reageren en niet valt in te zien waarom hij dit niet reeds bij antwoord heeft aangevoerd. Uit dit alles volgt dat onderdeel b. van de vordering van [gedaagde] zal worden toegewezen. Ook de gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, zij het dat deze wordt gemaximeerd tot € 2.500,00.
de waarborgsom
4.4.
Vaststaat dat [eiseres] destijds bij aanvang van de huur de waarborgsom betaald heeft. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt echter niet vast te stellen op grond waarvan [gedaagde] verplicht is de waarborgsom aan [eiseres] te betalen. Dit onderdeel zal dus worden afgewezen.
4.5.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 83,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 545,96

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de helft van de ten behoeve van de minderjarige [minderjarige] vanaf 1 april 2019 ontvangen kinderbijslag alsmede de helft van het ten behoeve van deze minderjarige ontvangen kindgebondenbudget aan [eiseres] te betalen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] de wasmachine van het merk Samsung type Eco Bubble af te geven op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] daarmee na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, tot een maximumbedrag van € 2.500,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 545,96,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW