ECLI:NL:RBLIM:2020:6799
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst en de vraag wie de contractspartij is in een geschil tussen een verhuurder en een huurder
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen Maritieme-Tech B.V. en een gedaagde die onder een handelsnaam handelt. Maritieme-Tech vordert de terugbetaling van een borgsom van € 3.979,22 die zij heeft betaald in het kader van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst is op 10 april 2018 aangegaan, maar de gedaagde heeft deze overeenkomst ondertekend zonder haar eigen naam te vermelden. Maritieme-Tech stelt dat de gedaagde als contractspartij moet worden aangemerkt, terwijl de gedaagde betwist dat zij in persoon heeft gehandeld en stelt dat de overeenkomst is gesloten met een vennootschap.
De kantonrechter heeft de bevoegdheid om te oordelen over de vordering, maar oordeelt dat Maritieme-Tech onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde als contractspartij kan worden beschouwd. De rechter wijst erop dat de gedaagde handelde onder een geregistreerde handelsnaam en dat de huurovereenkomst niet duidelijk maakt dat zij in eigen naam heeft gehandeld. De rechter concludeert dat de gedaagde niet als contractspartij kan worden aangemerkt en wijst de vordering van Maritieme-Tech af. Tevens wordt Maritieme-Tech veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil worden begroot.