Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis uitgesproken in de zaak met zaaknummer 8407666 CV EXPL 20-1372. De procedure betreft een verzoek tot verdeling van de nalatenschap van de moeder van partijen, waarbij de kantonrechter op 3 juni 2020 als voorlopig oordeel heeft gegeven dat hij onbevoegd is om van het gevorderde kennis te nemen, gezien de waarde van de vordering. De eiseressen in conventie, die ook verweersters in reconventie zijn, hebben verzocht om de zaak te verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken, omdat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens in de staat en stand waarin deze zich bevindt, doorverwezen naar de civiele rolzitting van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken in de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht. Tevens is er een waarschuwing gegeven aan de partijen dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen en dat er een verhoogd griffierecht verschuldigd is na verwijzing. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.P.J. Quaedackers.