ECLI:NL:RBLIM:2020:6981

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
8590202 \ CV EXPL 20-2831
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling en wettelijke rente in consumentenkwestie

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 september 2020, is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V. uit Amsterdam als eisende partij opgetreden tegen een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarbij de gedaagde partij om uitstel heeft verzocht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij, na het verkrijgen van uitstel, niet meer heeft gereageerd op de vordering.

De kantonrechter heeft beoordeeld of de dagvaarding voldeed aan de wettelijke vereisten, zoals vermeld in artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechter oordeelde dat de dagvaarding aan deze vereisten voldeed. De gedaagde partij wordt vermoed een consument te zijn, wat betekent dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn, ook al zijn deze niet expliciet ingeroepen.

De eisende partij vorderde een bedrag van € 3.683,28, bestaande uit een hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende duidelijk heeft gemaakt vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim was, waardoor de wettelijke rente pas vanaf de dag van dagvaarding werd toegewezen. De kantonrechter heeft de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de eisende partij niet had aangetoond vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim was.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 3.096,54, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 juni 2020, en heeft de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 814,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8590202 \ CV EXPL 20-2831
Vonnis van de kantonrechter van 16 september 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.2.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.4.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.6.
Eisende partij vordert gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 3.683,28 te vermeerderen met rente en kosten.
2.7.
Het gevorderde bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 3.130,19, een bedrag van
€ 23,09 aan wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 tot 3 juni 2020 en een bedrag van
€ 530,00 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw.
2.8.
De kantonrechter constateert dat in de hoofdsom een bedrag van € 33,65 aan vervallen debetrente is verdisconteerd.
2.9.
Nu eisende partij niet voldoende specifiek heeft gesteld met ingang van welke datum gedaagde partij met de betaling van het aan de hoofdsom onderliggende rekeningoverzicht in verzuim is, zal de wettelijke rente over de hoofdsom worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
2.10.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Alvorens aanspraak bestaat op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, moet kunnen worden vastgesteld dat en met ingang van welke datum gedaagde partij in verzuim is. Nu eisende partij echter heeft nagelaten te stellen vanaf welke datum gedaagde partij in verzuim is, kunnen de buitengerechtelijke incassokosten niet worden toegewezen.
2.11.
De resterende vordering groot € 3.096,54 staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.12.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 814,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.096,54, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 814,09,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC