ECLI:NL:RBLIM:2020:7119

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
8336721 \ CV EXPL 20-795
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning met vastgestelde termijn en kostenveroordeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 augustus 2020, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt, eisende partij, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een dagvaarding en een conclusie van antwoord, waarbij de gedaagde partij niet meer reageerde op de akte uitlaten van de eisende partij. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en dat de gedaagde partij vermoedelijk een consument was, wat betekende dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing waren. Echter, de kantonrechter concludeerde dat er geen schending van deze bepalingen was en dat de vordering van de eisende partij niet voldoende werd betwist door de gedaagde partij. Daarom werd de vordering toegewezen, met een ontruimingstermijn van twee weken. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 811,96 werden begroot. Het vonnis omvatte de ontbinding van de huurovereenkomst, de verplichting voor de gedaagde partij om het gehuurde binnen twee weken te ontruimen, en de betaling van een bedrag van € 3.163,18 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8336721 \ CV EXPL 20-795
Vonnis van de kantonrechter van 26 augustus 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
[gedaagde] ,
vennoot van de vennootschap onder firma
[handelsnaam] ,in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[onderbewindgestelde],
zaakdoende [adres 1] ,
[vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de rolbeslissing van 1 juli 2020
- de akte opgave actuele huurachterstand van eisende partij.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 15 juli 2020 in de gelegenheid gesteld, heeft gedaagde partij niet meer gereageerd op de akte uitlaten van eisende partij.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen, met dien verstande dat er een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd zal moeten worden.
2.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 811,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats] , gemeente [gemeente] aan de [adres 2] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 3.163,18, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 517,33 voor elke ingegane maand met ingang van 1 februari 2020 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 811,96,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC