ECLI:NL:RBLIM:2020:7214

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
ROE 20/2184
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verlening omgevingsvergunning voor bedrijfsloods

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 september 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de verlening van een omgevingsvergunning. De vergunning was verleend aan Sofine Foods B.V. voor het vervangen van een bedrijfsloods en het realiseren van een transportgang op het perceel Sperwerweg 11 te Landgraaf. Verzoeker, die aan de achterzijde van dit perceel woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat hij meent dat het bouwplan in strijd is met de beheersverordening, specifiek artikel 3.5.2, dat afstanden tot woningen regelt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de afstanden in de beheersverordening niet van toepassing zijn op de bestaande situatie van het bedrijf van Sofine, dat al sinds de jaren zestig op deze locatie is gevestigd. De rechter oordeelt dat de vergunning terecht is verleend, omdat de regels van de beheersverordening niet in de weg staan aan de uitbreiding van het bedrijf. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond dat de bouw zou moeten worden stopgezet. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 september 2020 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2184
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 september 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Costongs-Muris)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Sofine Foods B.V., te Landgraaf
(gemachtigde: mr. N.A.M. Geraedts).

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (Sofine) omgevingsvergunning verleend voor het vervangen van een bedrijfsloods door nieuwbouw en het realiseren van een transportgang.
Verzoeker heeft tegen het primair besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2020. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Sofine is vertegenwoordigd door de gemachtigde en [naam directeur] , directeur, en [naam projectleider] , projectleider.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen
indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoeker een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang bij het verzoek voldoende is aangetoond. Sofine heeft namelijk een aanvang gemaakt met de bouwwerkzaamheden en wenst deze zo spoedig mogelijk te kunnen voortzetten, terwijl verweerder heeft aangegeven voornemens te zijn niet eerder dan in de loop van oktober aanstaande een beslissing op het bezwaar te nemen. Het voorgaande brengt met zich mee dat de voorzieningenrechter overgaat tot het geven van een rechtmatigheidsoordeel over het bestreden besluit. Dit oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Sofine exploiteert sedert het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw een bedrijf (destijds onder de naam ALPRO) aan de Sperwerweg 9-11 te Landgraaf. Het bedrijf maakt onderdeel uit van het Industrieterrein Abdissenbosch. Sofine wenst de bedrijfsvoering aan te passen aan de door haar afnemers gestelde en te stellen (kwaliteits)eisen en heeft daarom een omgevingsvergunning voor een nieuwe, vervangende, loods en een transportgang op het perceel Sperwerweg 11 aangevraagd. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding aan bedrijfsvloeroppervlakte met 1.450 m².
4. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De omgevingsvergunning is volgens verweerder niet in strijd met de ter plaatse geldende beheersverordening “Industrieterrein Abdissenbosch” (beheersverordening) en daarom is geen omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
5. Verzoeker woont aan de [adres] . Zijn perceel grenst met de achterzijde aan het perceel Sperwerweg 11. Hij kan zich niet met de omgevingsvergunning verenigen en voert daartoe aan dat het bouwplan van Sofine in strijd is met artikel 3.5.2 van de regels van de beheersverordening. Op grond van dit artikel in samenhang met artikel 3.1 aanhef en onder b, van de regels van de beheersverordening en de bij de beheersverordening behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, gelden er volgens verzoeker tussen het bedrijf van Sofine en bebouwing op zijn perceel (zijn woning) bepaalde afstanden, zoals een afstand van 300 meter tot woningen. Het bouwplan voldoet hier niet aan. Verzoeker vreest daarom dat zijn woon- en leefklimaat (verder) wordt aangetast, te meer omdat de bestaande, nabij zijn perceel gelegen, opslagruimte wordt vervangen door een productieruimte. Hij verzoekt de voorzieningenrechter de bouw stop te leggen totdat de omgevingsvergunning definitief is.
6. De voorzieningenrechter dient in het licht van hetgeen verzoeker heeft aangevoerd te toetsen of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat artikel 3.5.2 van de regels van de beheersverordening niet in de weg staat aan het verlenen van de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
7. Gelet op de stukken en de behandeling van het verzoek ter zitting stelt de voorzieningenrechter vast dat het bedrijf van Sofine reeds sedert het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw op de huidige locatie is gevestigd en daar ook ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening op 27 juni 2013 reeds in (vrijwel) haar bestaande omvang was gevestigd. Verder is onbetwist dat het perceel van Sofine en het perceel van verzoeker op grond van artikel 3 van de regels van de beheersverordening de bestemming “Bedrijf - Bedrijf 1” hebben en deze percelen zijn gelegen op een gezoneerd bedrijventerrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Sofine valt, naar ook niet is betwist, (als enig bedrijf) onder categorie 4.2 als bedoeld in de als bijlage bij de beheersverordening behorende Staat van bedrijfsactiviteiten.
8. Artikel 3.1 van de regels van de beheersverordening, voor zover van belang, luidt:
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven die zijn genoemd in ‘bijlage 2’ bij de regels: ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ onder de milieucategorieën 3.1 tot en met 4.1;
b. een bedrijf onder de milieucategorie 4.2, uitsluitend ter plaatse van het op de illustratie aangegeven besluitsubvlak ‘bedrijf van categorie 4.2’(b=4.2).
Artikel 3.5.2 van de regels van de beheersverordening luidt als volgt:
De bedrijven zoals toegestaan in regels paragraaf 3.1. sub b zijn toegestaan onder de voorwaarde dat de in ‘bijlage 2’ bij de regels: ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ opgenomen minimaal aan te houden afstanden in acht worden genomen, waarbij de indicatieve afstand de grens van het bedrijventerrein, ter plaatse van Abdissenbosch en Parkheide, niet overschrijden.
Ingevolge artikel 3.5.2 in samenhang met artikel 3.1, aanhef en onder b, van de regels van de beheersverordening is Sofine toegestaan onder de voorwaarde dat minimaal de in de Staat van bedrijfsactiviteiten vermelde afstand van 300 meter in acht wordt genomen, waarbij Sofine qua indicatieve afstand de grens van het bedrijventerrein, ter plaatse van Abdissenbosch en Parkheide, niet overschrijdt.
9. Uit de toelichting bij de beheersverordening (p. 3, 37, 38 en 45 van de toelichting) blijkt onder meer het volgende. De beheersverordening beoogt de bestaande, onder het bestemmingsplan Abdissenbosch geldende, planologische mogelijkheden te behouden en dit betekent niet dat geen enkele ontwikkeling wordt toegestaan. Voor de verschillende bedrijven is de bedrijfscategorie bepaald conform de Staat van bedrijfsactiviteiten uit de (VNG) brochure Bedrijven en milieuzonering. Bedrijven uit categorie 4 kunnen in principe op 300 meter van burgerwoningen worden toegelaten. Deze afstand betreft niet een harde maat, maar een eerste indicatie die is te hanteren bij zuivere woongebieden.
10. Uit de brochure Bedrijven en milieuzonering (o.a. p. 11 van de brochure) blijkt dat deze brochure een hulpmiddel is voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van
woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. De brochure ziet niet op onderlinge hinder die bedrijven van elkaar kunnen ondervinden. De brochure is (volgens p. 15 van de brochure) ook niet bedoeld om bestaande situaties te beoordelen. Als op een bepaalde locatie bestaande woningen in de nabijheid van bestaande bedrijven liggen, dan is het niet de bedoeling om met de brochure de aanvaardbaarheid te toetsen.
11. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de bij de beheersverordening behorende Staat van bedrijfsactiviteiten niet ziet op de afstand tussen Sofine en de
bestaandebedrijfswoning van eiser (waar de bestemming “Bedrijf - Bedrijf 1”, milieucategorieën 3.1 tot en met 4.1, geldt) maar op de afstand tussen Sofine en
nog te realiseren/nieuweburgerwoningen in met name de zuivere woonwijken Abdissenbosch en Parkheide. Eenmaal vastgelegd in het bestemmingsplan (beheersverordening) dient Sofine volgens de toelichting bij de beheersverordening haar activiteiten binnen de bestaande planologische mogelijkheden, waaronder een uitbreiding van de bedrijfsvloeroppervlakte, te kunnen blijven uitvoeren. Sofine is expliciet bestendigd (positief bestemd). Als artikel 3.5.2. van de regels van de beheersverordening ook zou zien op de afstand tot de
bestaandebedrijfswoning van eiser, zou dat betekenen dat een uitbreiding en vernieuwing van Sofine nooit of bijna nooit mogelijk zou zijn. Dat kan niet de bedoeling zijn van deze bepaling voor een bedrijf wat er al lange tijd gevestigd is. Er zijn ten aanzien van Sofine ook geen overgangsrechtelijke beperkingen opgenomen, hetgeen wel het geval is voor andere bedrijven die ter plaatse gevestigd zijn en niet tot de categorieën 3.1 tot en met 4.1 behoren (p. 45 van de toelichting bij de beheersverordening). Dat neemt volgens de voorzieningenrechter uiteraard niet weg dat, zoals in de toelichting bij de beheersverordening (p. 38 en p. 39) eveneens is aangegeven, dat de activiteiten van Sofine moeten voldoen aan de geldende eisen op het gebied van geluid, geur en andere milieuaspecten. Ter zitting is gebleken dat Sofine in dat verband onder de werking van het Activiteitenbesluit valt en daarvoor ook een melding heeft gedaan op grond van artikel 8.41 van de Wet milieubeheer.
12. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat, gelet op het voorgaande, artikel 3.5.2 van de regels van de beheersverordening niet in de weg aan de verlening van de gevraagde omgevingsvergunning. Sofine heeft daarom voor het realiseren van het bouwplan geen vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo nodig en verweerder heeft die dus terecht niet verleend.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2020.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 september 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.