ECLI:NL:RBLIM:2020:7220

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
8312691 CV EXPL 20-629
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt en een gedaagde die in persoon procedeerde. Woonpunt vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte vanwege een huurachterstand. De gedaagde erkende de vordering, maar beroept zich op tijdelijke betalingsonmacht. De kantonrechter overwoog dat de gedaagde in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de conclusie van repliek, maar dit niet had gedaan. De huurachterstand werd vastgesteld op ongeveer 4,5 maand, wat voldoende was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de betalingsonmacht voor rekening van de gedaagde kwam en dat er geen feiten waren gesteld die de tekortkoming als bijzonder of gering van betekenis konden kwalificeren. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand, met inachtneming van een eerdere betaling van € 200,00. De kantonrechter wees ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.794,12 aan huurachterstand en wettelijke rente, en tot betaling van € 405,06 per maand aan huur voor de periode na de ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8312691 CV EXPL 20-629
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde LAVG B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Woonpunt en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- de vervallenverklaring van het recht van [gedaagde] om te concluderen voor dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Woonpunt vordert, samengevat, dat de kantonrechter de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbindt en [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] alsmede veroordeelt tot betaling van
- € 2.157,12 ( aan huurachterstand berekend tot en met de maand november 2019, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente tot 14 januari 2020), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.1780,82 vanaf 14 januari 2020,
- de huurpenningen respectievelijk een gebruiksvergoeding ad € 405,06 over de periode na 30 november 2019 tot de ingegane maand van de ontruiming, en
- de proceskosten.
2.2.
Woonpunt legt daaraan ten grondslag dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat op grond waarvan [gedaagde] van Woonpunt voormelde woonruimte huurt tegen een maandelijkse bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van thans € 405,06 en dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen.
2.3.
[gedaagde] heeft bij antwoord de vordering erkend. [gedaagde] beroept zich op betalingsonmacht van tijdelijke aard. Hij krijgt hulp van zijn kleinzoon.
2.4.
Woonpunt heeft bij repliek nog aangegeven dat de huurachterstand, ondanks getroffen betalingsregelingen, niet meer is ingelopen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld te reageren op de conclusie van repliek en daarbij uitstel is gegeven. [gedaagde] heeft echter nagelaten te reageren. Indien de inhoud daarvan voor hem aanleiding gaf tot aanvullende stellingname, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om op de conclusie van repliek in te gaan.
3.2.
[gedaagde] betwist het bestaan en de hoogte van de huurachterstand niet. Volgens Woonpunt bedraagt deze ten tijde van de inleidende dagvaarding 5 maanden. Daaromtrent overweegt de kantonrechter eerst het volgende.
3.2.1.
Vaststaat dat [gedaagde] vóór 28 november 2019 de volgende maanden niet heeft betaald:
juli 2018 € 393,94
september 2018 393,94
december 2018 393,94
april 2019 393,94
november 2019
405,06 +
Totaal € 1.980,82
[gedaagde] heeft op 28 november 2019, in het kader van een (vervallen) betalingsregeling, alsnog eenmalig € 200,00 voldaan. Nu Woonpunt het standpunt inneemt dat de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding 5 maanden à € 1.980,82 bedraagt, heeft Woonpunt deze betaling van € 200,00 aldus in mindering gebracht op de buitengerechtelijke incassokosten (dit geheel conform ex artikel 6:44 BW). Nu die gevorderde kosten ad € 363,00 aan de hand van de hier ambtshalve aan te leggen toets evenwel volledig zullen worden afgewezen (voor de motivering zie hierna onder r.o. 3.7.), terwijl de tot dan toe verschenen rente een gering bedrag betreft, heeft [gedaagde] - naar achteraf blijkt - een huurachterstand van ongeveer 4,5 maand (en niet 5 maanden).
3.3.
[gedaagde] betwist niet dat hij is tekort gekomen in de nakoming van zijn huurbetalingsverplichting jegens Woonpunt.
3.4.
Uit het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van de ontbinding van een overeenkomst van huur en verhuur van sociale woonruimte (zoals hier aan de orde) gelden geen bijzondere regels. Het is aan de feitenrechter om te beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden.
3.5.
De omvang van de tekortkoming - een huurachterstand van (ook) ongeveer 4,5 maand ten tijde van de dagvaarding - is voldoende om de ontbinding te rechtvaardigen. Het betalen van de huur is immers één van de hoofdverplichtingen van de huurder. Betalingsonmacht is een omstandigheid die voor rekening van [gedaagde] komt en niet op Woonpunt kan worden afgewenteld. Onweersproken is dat de huurachterstand na de dagvaarding niet meer is ingelopen. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan moet worden geoordeeld dat de tekortkoming bijzonder van aard of gering van betekenis is. De gevorderde ontbinding en ontruiming zijn daarmee toewijsbaar, evenals de gevorderde, en gebruikelijke, ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.6.
Het gevorderde bedrag aan huurachterstand is, zoals uit het vorenstaande voortvloeit, niet volledig toewijsbaar. De betaling van € 200,00 dient immers hierop in mindering te worden gebracht (ex artikel 6:44 BW nadat eerst de vervallen rente tot die datum van betaling - aldus niet zijnde het bedrag van € 13,30 - daarop in mindering is gebracht: de kantonrechter zal hier gemakshalve de betaling geheel in mindering brengen op de huurachterstand, waarmee de rentevordering geheel overeind blijft). De gevorderde betaling van de huurachterstand is daarmee toewijsbaar tot het bedrag van € 1.780,82 (welk bedrag Woonpunt ook zelf hanteert in het petitum onder b.), het meerdere aan huurachterstand gevorderde zal worden afgewezen.
De gevorderde betaling van € 405,06 aan huurprijs respectievelijk een bedrag gelijk aan de huurprijs tot aan de ontruiming is geheel toewijsbaar.
3.7.
Woonpunt maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De door Woonpunt verzonden aanmaning d.d. 13 augustus 2019 voldoet evenwel niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu hierin een hoger bedrag wordt genoemd dan op grond van dit Besluit is toegestaan (te weten € 300,00 excl. btw op de hoofdsom gerekend tot april 2019 ad
€ 1.575,76, waar dit € 236.36 excl. btw dient te zijn). De gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 363,00 incl. btw zullen daarom worden afgewezen.
3.8.
De vordering om de (hier toe te wijzen) hoofdsom te vermeerderen met wettelijke rente, door Woonpunt over de periode vanaf datum verzuim tot 14 januari 2020 berekend op € 13,30, is onweersproken en daarmee toewijsbaar. Dit geldt eveneens voor de rentevordering over de nog te vervallen huurtermijnen c.q. gebruiksvergoeding.
3.9.
Het vorenstaande maakt dat de kantonrechter in plaats van de in petitum gevorderde € 2.157,12 aan: huurachterstand, vervallen rente én kosten zal toewijzen:
€ 1.794,12, waarvan € 1.780,82 aan huurachterstand en € 13,30 aan vervallen rente.
3.10.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Woonpunt worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht 499,00
- gemachtigde salaris
360,00(2 punten x € 180,00)
Totaal € 964,09

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak aan het adres [adres] te [woonplaats] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] , om binnen twee weken na betekening van dit vonnis, het gehuurde met personen en zaken - voor zover die zaken niet het eigendom van Woonpunt zijn - te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te houden en met afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van Woonpunt te stellen,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonpunt te betalen € 1.794,12 (aan huurachterstand tot en met de maand november 2019 en aan wettelijke rente tot 14 januari 2020), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.780,82 vanaf 14 januari 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonpunt te betalen € 405,06 per maand aan huur c.q. een vergoeding gelijk aan de huurprijs, onder voorbehoud van wettelijk toegestane huurverhogingen, voor elke ingegane maand na 30 november 2019 tot en met de maand waarin [gedaagde] het gehuurde heeft ontruimd, en deze huur c.q. vergoeding bij gebreke van betaling voor de eerste van de maand waarop het betrekking heeft telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf die eerste dag van de maand tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van Woonpunt gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op € 964,09,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
NIv