Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
405,06 +
- dagvaarding € 105,09
- gemachtigde salaris
360,00(2 punten x € 180,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt en een gedaagde die in persoon procedeerde. Woonpunt vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte vanwege een huurachterstand. De gedaagde erkende de vordering, maar beroept zich op tijdelijke betalingsonmacht. De kantonrechter overwoog dat de gedaagde in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de conclusie van repliek, maar dit niet had gedaan. De huurachterstand werd vastgesteld op ongeveer 4,5 maand, wat voldoende was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de betalingsonmacht voor rekening van de gedaagde kwam en dat er geen feiten waren gesteld die de tekortkoming als bijzonder of gering van betekenis konden kwalificeren. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand, met inachtneming van een eerdere betaling van € 200,00. De kantonrechter wees ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.794,12 aan huurachterstand en wettelijke rente, en tot betaling van € 405,06 per maand aan huur voor de periode na de ontruiming.