ECLI:NL:RBLIM:2020:7221

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
8326666 \ CV EXPL 20-700
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Stichting Wonen Limburg, eisende partij, en een gedaagde partij die in gebreke bleef met huurbetalingen. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en diverse akten van beide partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij, vermoedelijk een consument, in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 5.688,58. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van de wet en dat er geen schendingen zijn van het Europees consumentenrecht. De eisende partij heeft gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde partij te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisende partij toegewezen, met inachtneming van een ontruimingstermijn van twee weken. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8326666 \ CV EXPL 20-700
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende [adres 1] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.G.P. Voragen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de rolbeslissing van 1 juli 2020
- de akte houdende opgave actuele huurachterstand van eisende partij
- de antwoordakte van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Eisende partij vordert - samengevat -:
1. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden met veroordeling van gedaagde partij het gehuurde te verlaten en te ontruimen,
2. gedaagde partij te veroordelen om aan eisende partij betalen:
- de huurachterstand tot en met februari 2020 ad € 3.142,92, te vermeerderen met rente,
- de buitengerechtelijke incassokosten ad € 468,16 inclusief btw, te vermeerderen met rente,
- als huur c.q. gebruiksvergoeding een bedrag ad € 523,82 per maand vanaf 1 maart 2020 tot de ontruiming,
- de kosten van het geding.
2.6.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij de woonruimte, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 2] , tegen een huurprijs van € 523,82 per maand steeds bij vooruitbetaling te voldoen van haar huurt.
2.7.
Gedaagde partij heeft een achterstand laten ontstaan in haar huurbetalingsverplichting jegens eisende partij.
2.8.
Naar aanleiding van de rolbeslissing van 1 juli 2020 heeft eisende partij bij akte aangegeven dat de achterstand tot en met juli 2020 thans € 5.688,58 bedraagt. Deze achterstand vormt een tekortkoming die de onmiddellijke ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Die vorderingen zullen dan ook als niet althans onvoldoende betwist worden toegewezen, met dien verstande dat er een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd zal moeten worden.
2.9.
De vordering tot betaling van huur c.q. gebruiksvergoeding voor iedere maand die vanaf 1 maart 2020 is ingegaan tot de datum van ontruiming zal worden toegewezen met ingang van 1 augustus 2020.
2.10.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
2.11.
De wettelijke rente zal worden toegewezen over de hoofdsom die ten tijde van het exploot verschuldigd was (€ 3.611,08).
2.12.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 811,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 2] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 6.156,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.611,08 vanaf 7 februari 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 523,82 voor elke ingegane maand met ingang van 1 augustus 2020 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 811,96,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken
.
type: JEC