ECLI:NL:RBLIM:2020:7224

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
8396993 CV EXPL 20-1234
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van buitengerechtelijke kosten in het kader van de CAO voor de Bouwnijverheid

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 23 september 2020, hebben de Stichtingen, waaronder de Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra, een vordering ingesteld tegen GDBouw B.V. De vordering betreft onbetaald gelaten premies die GDBouw op grond van de CAO voor de Bouwnijverheid aan de Stichtingen verschuldigd was. De Stichtingen vorderden een bedrag van € 499,00, alsmede de proceskosten. GDBouw heeft betoogd dat zij aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan binnen een redelijke termijn, maar heeft dit niet onderbouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat GDBouw niet tijdig aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat het Uitvoeringsreglement Bouwnijverheid van toepassing is op de betalingsverplichtingen van GDBouw. De Stichtingen hebben hun vordering gemotiveerd en GDBouw heeft niet gereageerd op de mogelijkheid tot dupliek. De rechtbank oordeelt dat GDBouw zich niet tijdig bewust is geweest van haar verplichtingen en dat de vordering van de Stichtingen toewijsbaar is.

De kantonrechter heeft GDBouw veroordeeld tot betaling van € 499,00 aan de Stichtingen, alsook tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 374,42. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 8396993 CV EXPL 20-1234
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2020
in de zaak van

1.de stichting stichting aanvullingsfonds bouw & Infra,

gevestigd in Harderwijk,
en
2. de stichting
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE
BOUWNIJVERHEID,
gevestigd in Amsterdam,
en
3. de stichting
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BOUW &
INFRA,
gevestigd in Harderwijk,
eisende partij,
gemachtigde Vesting Finance Incasso B.V.
tegen
de besloten vennootschap
GDBOUW B.V.,
gevestigd in Margraten, kantoorhoudend in Mheer, gemeente Margraten, aan de Burgemeester Beckersweg 53,
gedaagde partij,
gemachtigde J.A.W. Dobbelstein.
Partijen worden hierna de Stichtingen en GDBouw genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 12 maart 2020
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
GDBouw is op grond van de CAO voor de Bouwnijverheid, de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid, de Verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor Bouwnijverheid en de Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de daarop gebaseerde Statuten, Reglementen en Besluiten verplicht premies af te dragen aan de Stichtingen, waarbij ter zake van de uitvoering van die diverse regelingen het Uitvoeringsreglement Bouwnijverheid van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid van toepassing is.
2.2.
Artikel 6 lid 5 aanhef en onder c van genoemd Uitvoeringsbesluit luidt:

Artikel 6 Premiebetaling
(…)
5.
De premie moet uiterlijk betaald zijn binnen 14 dagen na het einde van de loonperiode. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde premie is de premieplichtige door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het fonds is dan bevoegd van de premieplichtige te vorderen:
(…)
c. de vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten zoals bedoeld in artikel 6:96, lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek (…). Deze buitengerechtelijke invorderingskosten worden vastgesteld conform de staffel in het Rapport Voorwerk II (…).
2.3.
De Stichtingen hebben op enig moment een gezamenlijke vordering op GDBouw ad
€ 3.534,14 gehad aan onbetaald gelaten premies.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Bij exploot rekenen de Stichtingen hun gezamenlijke vordering op GDBouw als volgt voor:
€ 3.534,14 hoofdsom (onbetaald gelaten premies)
€ 48,16 tot en met 17 februari 2020 vervallen wettelijke handelsrente
€ 544,50 vergoeding van buitengerechtelijke kosten inclusief btw
€ 3.534,14 - op enig moment ontvangen betaling
========
€ 592,66.
In het petitum (en dat is bepalend) vorderen de Stichtingen - om hen moverende redenen - (slechts) de veroordeling van GDBouw tot betaling van € 499,00, onder verwijzing van GDBouw in de proceskosten.
3.2.
Bij antwoord heeft GDBouw zich - kort weergegeven - op het standpunt gesteld dat zij aan alle partijen binnen een reële betalingstermijn heeft voldaan, dat zij geen specifieke afspraak met partijen heeft gemaakt en er dus van uit mag gaan dat “de wettelijke betalingstermijn” gehanteerd wordt (evenwel zonder daarbij uit te leggen wat zij met dat laatste precies bedoelt).
3.3.
Het bij antwoord gevoerde verweer is door de Stichtingen bij repliek gemotiveerd weerlegd en komt erop neer dat voornoemd uitvoeringsbesluit op de betalingsverplichtingen van toepassing is. Geen van de respectieve facturen zijn door GDBouw binnen de in dat Uitvoeringsreglement voorgeschreven termijn betaald en de Stichtingen hebben voor de invordering van de onderhavige premies daarom een incassogemachtigde ingeschakeld. Pas daarna is GDBouw tot betaling overgegaan, doch zij heeft slechts de hoofdsom betaald, aldus de Stichtingen.

4.De beoordeling

4.1.
Hoewel daartoe naar behoren in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft GDBouw niet voor dupliek geconcludeerd. Genoemde weerlegging van het verweer door de Stichtingen treft doel. Het heeft er al met al de schijn van dat GDBouw zich er niet althans niet tijdig van bewust is geweest dat genoemd Uitvoeringsreglement inderdaad van toepassing is op haar betalingsverplichtingen jegens de Stichtingen. De vordering zal worden toegewezen.
4.2.
GDBouw zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de Stichtingen tot de datum van dit vonnis begroot op € 374,42, bestaande uit € 144,00 aan salaris gemachtigde, € 124,00 aan griffierecht en
€ 106,42 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt GDBouw om aan de Stichtingen € 499,00 te betalen;
5.2.
veroordeelt GDBouw tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de Stichtingen tot de datum van dit vonnis begroot op € 374,42;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en is in het openbaar uitgesproken.
RK