Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
- dagvaarding € 86,85
- griffierecht € 83,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 september 2020, vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde H.G. Zeiger, betaling van een bedrag van € 146,34 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van huur van een voertuig, waarbij de eisende partij stelt dat de gedaagde partij een achterstand heeft van € 105,99 en daarnaast wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij een consument is en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn, maar dat er in deze zaak geen schending van deze bepalingen heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter oordeelt dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom, € 105,99, niet is weersproken en dus toegewezen kan worden. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, omdat de eisende partij niet specifiek heeft aangegeven vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim is. Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten, oordeelt de kantonrechter dat deze niet kunnen worden toegewezen, omdat de eisende partij niet heeft aangegeven vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim is.
De gedaagde partij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 205,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.