ECLI:NL:RBLIM:2020:7228
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van openstaande vordering en proceskostencompensatie in civiele procedure
In deze civiele procedure vordert de besloten vennootschap Famed B.V. van de gedaagde partij, die in persoon procedeert, betaling van een openstaande vordering van € 46,14, bestaande uit € 6,08 aan hoofdsom, € 0,06 aan verschenen rente en € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten. Famed stelt dat de gedaagde een tandheelkundige behandeling heeft ondergaan waarvoor een bedrag van € 76,88 openstond. De gedaagde heeft een deel van dit bedrag, € 70,80, betaald, maar laat de restant hoofdsom van € 6,08 onbetaald. Ondanks meerdere aanmaningen heeft de gedaagde niet gereageerd, waardoor Famed genoodzaakt was om de vordering ter incasso uit handen te geven.
De gedaagde betwist de vordering niet, maar stelt dat zij lijdt aan dementie en zich niet kan herinneren of zij eerder post heeft ontvangen over de openstaande hoofdsom. Na ontvangst van de dagvaarding heeft zij het bedrag van € 6,08 op 2 juni 2020 betaald. Famed heeft haar eis met dit bedrag verminderd, waardoor de hoofdsom nu volledig is voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de wettelijke rente over de hoofdsom en de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar zijn, en dat de proceskosten gecompenseerd dienen te worden. De kantonrechter wijst de gedaagde tot betaling van de verschenen wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, maar compenseert de proceskosten in het voordeel van de gedaagde, gezien de nalatigheid van de gemachtigde van Famed.
Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter P.H.M. Kuster op 23 september 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 122,85 aan Famed, bestaande uit de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, terwijl het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.