ECLI:NL:RBLIM:2020:7230

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
8604148 \ CV EXPL 20-2954
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling zorgverzekeringsovereenkomst en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 september 2020, is de eisende partij, N.V. UNIVÉ ZORG, gevestigd te Arnhem, een zorgverzekeraar, die een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, een consument, die in persoon procedeert. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 891,07, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De totale achterstand die door de eisende partij is vastgesteld bedraagt € 1.987,25, met een bijkomende wettelijke rente van € 51,27 en buitengerechtelijke kosten van € 294,55. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij als consument wordt beschouwd, wat betekent dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen schending van deze bepalingen heeft plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De overige vordering van € 546,52, die bestaat uit de hoofdsom en de vervallen wettelijke rente, is toegewezen, omdat deze niet of onvoldoende is betwist door de gedaagde partij. De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 724,09, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8604148 \ CV EXPL 20-2954
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2020
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ ZORG, betreffende ZEKUR,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Eisende partij vordert – samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 891,07, te vermeerderen met rente en kosten, waaronder nakosten.
2.6.
Ter onderbouwing van haar vordering voert eisende partij (samengevat) het volgende aan.
Eisende partij heeft op grond van een met gedaagde partij gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij gedaagde partij in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens eisende partij € 1.987,25. Daarnaast is gedaagde partij aan haar de wettelijke rente verschuldigd.
Eisende partij berekent de wettelijke rente tot 13 mei 2020 op € 51,27. Voorts stelt zij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 294,55 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is. Op het totale bedrag van € 2.333,07 strekt nog een bedrag van € 1.492,00 aan deelbetalingen in mindering.
2.7.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu de wettelijk verplichte aanmaning niet voldoet aan hetgeen artikel 6:96 lid 6 BW vereist.
2.8.
De overige vordering, groot € 546,52 (€ 1.987,25 aan hoofdsom plus € 51,27 aan vervallen wettelijke rente minus € 1.492,00 aan deelbetalingen) zal als niet althans onvoldoende betwist worden toegewezen.
2.9.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 724,09
2.10.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten aan nakosten salaris.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 546,52, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 724,09,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 60,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
.
type: JEC