ECLI:NL:RBLIM:2020:7234

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
8605701 \ CV EXPL 20-2992
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woningstichting Heemwonen, eisende partij, en een gedaagde partij die op een geheim adres woont. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 2.736,05 tot en met juni 2020. De gedaagde partij heeft na verkregen uitstel niet meer gereageerd op de dagvaarding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij vermoedelijk een consument is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen schendingen zijn van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisende partij toegewezen, waarbij de huurovereenkomst is ontbonden en de gedaagde partij is veroordeeld om het gehuurde binnen twee weken te ontruimen. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de huurprijs voor de periode na 1 juli 2020, en de kosten van de procedure, die in totaal zijn begroot op € 584,09. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de gedaagde partij in de kosten van de procedure wordt veroordeeld en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8605701 \ CV EXPL 20-2992
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2020
in de zaak van:
de stichting
WONINGSTICHTING HEEMWONEN,
gevestigd te Kerkrade,
eisende partij,
procederende in persoon,
tegen:
[gedaagde],
wonende op een geheim adres in de gemeente [woonplaats] ,
gedaagde partij,
verschenen bij [naam] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.2.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.4.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.6.
Eisende partij vordert - samengevat -:
1. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden met veroordeling van gedaagde partij het gehuurde te verlaten en te ontruimen,
2. gedaagde partij te veroordelen om aan eisende partij betalen:
- de huurachterstand tot en met juni 2020 ad € 2.736,05, te vermeerderen met rente,
- de buitengerechtelijke incassokosten ad € 110,85 inclusief btw,
- als huur c.q. gebruiksvergoeding een bedrag ad € 625,92 per maand vanaf 1 juli 2020 tot de ontruiming,
- de kosten van het geding, waaronder de nakosten.
2.7.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij de woonruimte, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , tegen een huurprijs van € 608,01 per maand tot en mei juni 2020 en vanaf juli 2020 € 625,92 per maand steeds bij vooruitbetaling te voldoen van haar huurt.
2.8.
Gedaagde partij heeft tot en met juni 2020 een achterstand van € 2.736,05 laten ontstaan in haar huurbetalingsverplichting jegens eisende partij.
2.9.
Deze achterstand vormt een tekortkoming die de onmiddellijke ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Die vorderingen zullen dan ook als niet althans onvoldoende betwist worden toegewezen.
2.10.
De vordering tot betaling van huur c.q. gebruiksvergoeding voor iedere maand die vanaf 1 juli 2020 is ingegaan tot de datum van ontruiming en de wettelijke rente staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.11.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Eisende partij heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu eisende partij niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. Er zal een bedrag van € 91,20 worden toegewezen.
2.12.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Eisende partij heeft het gevorderde bedrag aan kosten dagvaarding vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu eisende partij niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben.
De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 85,09
  • griffierecht
totaal € 584,09
2.13.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats] aan [adres] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij voorts om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 2.827,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.736,05 vanaf 23 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 625,92 voor elke ingegane maand met ingang van 1 juli 2020 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 584,09,
3.6.
veroordeelt gedaagde partij, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, zijnde - indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden - de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC