ECLI:NL:RBLIM:2020:7236

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
8667999 \ CV EXPL 20-3588
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimdatum onduidelijk, wettelijke rente vanaf datum dagvaarding, bik afgewezen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 september 2020, is de stichting STICHTING ADELANTE, gevestigd te Hoensbroek, als eisende partij opgetreden tegen twee gedaagden die in persoon procederen. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarbij de eisende partij vorderingen heeft ingesteld voor een bedrag van € 766,13, vermeerderd met rente en kosten, als gevolg van een onbetaalde factuur voor een audiologisch onderzoek dat is uitgevoerd bij het minderjarige kind van de gedaagde partij. De gedaagde partij heeft na een verzoek om uitstel niet meer gereageerd op de dagvaarding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en dat de gedaagde partij vermoedelijk een consument is. De rechter heeft geoordeeld dat er geen schendingen zijn van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. De vordering van de eisende partij is als niet weersproken toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat de eisende partij niet voldoende heeft gesteld vanaf welke datum de gedaagde partij in verzuim is.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 juli 2020, en heeft de gedaagde partij ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 728,29. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8667999 \ CV EXPL 20-3588
Vonnis van de kantonrechter van 23 september 2020
in de zaak van:
de stichting
STICHTING ADELANTEh.o.d.n.
ADELANTE,
gevestigd te Hoensbroek,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.2.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.4.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.6.
Eisende partij vordert – samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 766,13, te vermeerderen met rente en kosten.
2.7.
Ter onderbouwing van haar vordering voert eisende partij (samengevat) het volgende aan.
Eisende partij heeft in opdracht en voor rekening van gedaagde partij bij het minderjarige kind van gedaagde partij een audiologisch onderzoek verricht. Gedaagde partij blijft in gebreke met betaling van een bedrag van € 800,00. Daarnaast is gedaagde partij aan haar de wettelijke rente verschuldigd. Eisende partij berekent de wettelijke rente tot 9 juli 2020 op
€ 20,93. Voorts stelt zij dat gedaagde partij aan haar een vergoeding van € 145,20 voor buitengerechtelijke kosten inclusief btw verschuldigd is. Op het totale bedrag van
€ 966,13 strekt nog in mindering een bedrag van € 200,00 aan deelbetalingen.
2.8.
De vordering ten aanzien van de hoofdsom staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.9.
Nu eisende partij niet voldoende specifiek heeft gesteld met ingang van welke datum gedaagde partij met de betaling van de aan de hoofdsom onderliggende factuur in verzuim is, zal de wettelijke rente (over de resterende hoofdsom) worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
2.10.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Alvorens aanspraak bestaat op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, moet kunnen worden vastgesteld dat en met ingang van welke datum gedaagde partij in verzuim is. Nu eisende partij echter heeft nagelaten te stellen vanaf welke datum gedaagde partij in verzuim is, kunnen de buitengerechtelijke incassokosten niet worden toegewezen.
2.11.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure met dien verstande dat de gevorderde informatiekosten overeenkomstig de aanbevelingen van het LOVCK&T zullen worden toegewezen (explootkosten € 83,38, BRP € 3,42, DPR € 3,52, btw € 18,97).
. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 109,29
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 728,29

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag
van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 728,29,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC