ECLI:NL:RBLIM:2020:7442

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
8608827 OV VERZ 20-50
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vluchtvertraging door Ryanair en de beoordeling van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en Ryanair DAC. De verzoeker vorderde compensatie van € 250,00 wegens vertraging van zijn vlucht van Maastricht naar Girona op 9 oktober 2018. De vlucht was meer dan drie uur vertraagd, wat volgens de Europese Verordening 261/2004 recht geeft op compensatie. Ryanair voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden, en dat zij daarom niet verplicht was tot betaling van compensatie. De kantonrechter oordeelde echter dat Ryanair haar beroep op buitengewone omstandigheden niet voldoende had onderbouwd. De rechter stelde vast dat de verzoeker recht had op compensatie, aangezien hij een bevestigde boeking had en zijn eindbestemming met aanzienlijke vertraging had bereikt. De kantonrechter wees de vordering van de verzoeker toe, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging. Daarnaast werden de proceskosten aan de zijde van de verzoeker toegewezen, omdat Ryanair als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumentenrechten in het kader van luchtvaartcompensatie en de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om hun verweren adequaat te onderbouwen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK

Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 8608827 OV VERZ 20-50
Beschikking van 22 september 2020
op een verzoek van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats] aan de [adres] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Advocatuur),
met betrekking tot
RYANAIR DAC,
gevestigd te Swords Co Dublin (Ierland),
Airside Business Park, PO Box 11451,
verweerster,
gemachtigde mr. A.C.J. Houwers.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Ryanair genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het door [verzoeker] ingevulde standaard vorderingsformulier A als bedoeld in bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen en de daarbij gevoegde stukken ontvangen ter griffie van de rechtbank
Oost-Brabant op 11 juli 2019
- het verweerschrift met een bijlage van Ryanair, ter griffie van de rechtbank Oost-Brabant ontvangen op 10 september 2019
- de conclusie van repliek ter griffie van de rechtbank Oost-Brabant ontvangen op
11 oktober 2019
- de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 juni 2020 waarbij voormelde rechtbank de zaak in de stand waarin deze zich bevond naar de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht heeft verwezen.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.

2.De vordering

2.1.
[verzoeker] vordert veroordeling van Ryanair tot betaling van € 250,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2018 tot aan de dag van algehele betaling en de proceskosten.
2.2.
[verzoeker] stelt dat hij met Ryanair een vervoersovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan Ryanair [verzoeker] op 9 oktober 2018 van Maastricht naar Girona zou vervoeren, dat de aankomst te Girona met meer dan drie uur is vertraagd en dat de afstand van de totale reis 1340 km bedraagt zodat [verzoeker] recht heeft op een vergoeding van
€ 250,00.

3.De beoordeling

3.1.
De Europese procedure voor geringe vorderingen, vervat in de Verordening (EG) nr. 861/2007, is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer dan € 5.000,00 bedraagt, behoudens de in art. 2 van deze Verordening genoemde uitzonderingen.
3.2.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van voormelde Verordening valt en dat hij absoluut als relatief bevoegd is, zoals ook is overwogen in de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 juni 2020, om van de vordering kennis te nemen.
3.3.
Met inachtneming van de in voormelde beschikking genoemde vaststaande feiten ligt thans ter beoordeling voor of [verzoeker] recht heeft op de gevorderde compensatie.
3.4.
Ryanair voert aan dat zij op grond van het bepaalde in art. 5 lid 3 van Verordening 261/2004 (verder: de Verordening) niet verplicht is om compensatie te betalen indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden waarop zij geen invloed kon uitoefenen en die, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen hadden kunnen worden. Ryanair verwijst daarbij naar het bepaalde in de overwegingen 14 en 15 van de considerans bij de Verordening waarin voorbeelden van buitengewone omstandigheden staan omschreven. Bij de vertraging van de vlucht met nummer FR 6912 van Maastricht naar Girona op 9 oktober 2018 van [verzoeker] was sprake van buitengewone omstandigheden aangezien de weersomstandigheden slecht waren waardoor het vluchtschema niet volgens planning kon worden uitgevoerd en een vertraging van de vlucht kon, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen worden.
3.5.
Nu het hier om een vertraagde vlucht gaat heeft [verzoeker] in beginsel recht op compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de Verordening een hoge mate van bescherming van de consument beoogt en restrictief moet worden uitgelegd. In dat kader is voldoende dat [verzoeker] beschikte over een bevestigde boeking voor de vlucht van Maastricht naar Girona. Dat staat in rechte vast net als het feit dat [verzoeker] zijn eindbestemming met meer dan drie uur vertraging heeft bereikt.
3.6.
Wat het beroep van Ryanair op buitengewone omstandigheden betreft, heeft
Ryanair de verweren van [verzoeker] bij repliek, dat Ryanair ten onrechte een beroep op buitengewone omstandigheden doet en deze niet althans onvoldoende heeft onderbouwd onweersproken gelaten. Gelet op die verweren lag het op de weg van Ryanair om daar nader onderbouwd op in te gaan hetgeen Ryanair heeft nagelaten. Dat Ryanair heeft aangegeven dat zij gelet op de stellingen van [verzoeker] geen aanleiding zag om een conclusie van dupliek te nemen komt voor haar rekening en risico. Met inachtneming van het voren overwogene faalt het beroep van Ryanair op buitengewone omstandigheden en ligt de gevorderde compensatie voor vluchtvertraging voor toewijzing gereed.
3.7.
Wat de gevorderde rente betreft is de kantonrechter van oordeel dat de over de toe te wijzen compensatie de wettelijke rente toewijsbaar is. Op grond van artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) is de vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade direct opeisbaar en treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden.
3.7.1.
Het door Ryanair gedane beroep op art. 15.2 van de door haar gebruikte algemene voorwaarden ten aanzien van de gevorderde proceskosten faalt ook. Uit artt. 15.2.1 t/m 15.2.3 van die voorwaarden volgt dat een vordering tot financiële compensatie eerst rechtstreeks bij Ryanair (zonder tussenkomst van een derde) moet worden ingediend en dienen de passagiers Ryanair een bepaalde termijn te gunnen om te reageren. Pas nadat Ryanair de claim heeft afgewezen of niet heeft gereageerd kan de passagier een derde inschakelen om de vordering te innen. Als hoofdregel geldt het bepaalde in artikel 3 lid 3 van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Daaruit volgt dat bedingen die tot doel of tot gevolg hebben het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument ( [verzoeker] ) te beletten of te belemmeren, als oneerlijk worden aangemerkt. De rechtspraak van het HvJ EU en de Hoge Raad brengt mee, dat de rechter de (on-)eerlijkheid van onder meer een dergelijk beding ambtshalve moet toetsen. Het beding in opgemelde artikelen van de algemene voorwaarden waarop Ryanair zich beroept vormt een belemmering voor [verzoeker] om zijn vordering rechtstreeks bij de rechter in te dienen. Het beding moet daarom als oneerlijk in de zin van voornoemde Richtlijn worden aangemerkt en om die reden buiten toepassing blijven. De proceskosten zullen dan ook worden toegewezen op grond van het bepaalde in art 237 Rv.
3.8.
Met inachtneming van het vorenoverwogene liggen de onvoldoende weersproken gelaten hoofd- en nevenvorderingen van [verzoeker] integraal voor toewijzing gereed.
3.9.
Ryanair zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op:
griffierecht € 83,00
salaris gemachtigde
72,00(2 x tarief € 36,00)
totaal € 155,00.
3.10.
De kantonrechter zal overeenkomstig het verzoek van [verzoeker] bij dit vonnis het formulier ex art. 53 Brussel I Bis-Vo in de Ierse taal afgeven.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Ryanair om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2018 tot aan de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt Ryanair in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] gevallen en tot op heden begroot op € 155,00,
4.3.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.