Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[naam onderbewindgestelde],
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 30 september 2020, is de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V. als eisende partij opgetreden tegen de besloten vennootschap BUREAU INKOMENS BEHEER B.V., vertegenwoordigd door een bewindvoerder. De procedure volgde op een tussenvonnis van 8 juli 2020 en een akte van de eisende partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij een consument is en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ambtshalve toegepast dienen te worden. Echter, de kantonrechter oordeelde dat er in deze zaak geen schending van deze bepalingen heeft plaatsgevonden.
De kantonrechter heeft verder geconstateerd dat de vordering van de eisende partij niet of onvoldoende is betwist door de gedaagde partij. Daarom heeft de rechter besloten de vordering toe te wijzen. De gedaagde partij is veroordeeld om aan de eisende partij een bedrag van € 500,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 april 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 301,09.
De kantonrechter heeft ook bepaald dat, indien de gedaagde partij niet binnen twee weken na aanschrijving door de eisende partij aan het vonnis voldoet, er extra kosten zullen ontstaan die ook door de gedaagde partij moeten worden vergoed. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto en is uitvoerbaar bij voorraad.