ECLI:NL:RBLIM:2020:7451

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
8545591 \ CV EXPL 20-2425
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering in een consumentenkwestie met betrekking tot betalingsverplichtingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 30 september 2020, is de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V. als eisende partij opgetreden tegen de besloten vennootschap BUREAU INKOMENS BEHEER B.V., vertegenwoordigd door een bewindvoerder. De procedure volgde op een tussenvonnis van 8 juli 2020 en een akte van de eisende partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij een consument is en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ambtshalve toegepast dienen te worden. Echter, de kantonrechter oordeelde dat er in deze zaak geen schending van deze bepalingen heeft plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft verder geconstateerd dat de vordering van de eisende partij niet of onvoldoende is betwist door de gedaagde partij. Daarom heeft de rechter besloten de vordering toe te wijzen. De gedaagde partij is veroordeeld om aan de eisende partij een bedrag van € 500,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 april 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 301,09.

De kantonrechter heeft ook bepaald dat, indien de gedaagde partij niet binnen twee weken na aanschrijving door de eisende partij aan het vonnis voldoet, er extra kosten zullen ontstaan die ook door de gedaagde partij moeten worden vergoed. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8545591 \ CV EXPL 20-2425
Vonnis van de kantonrechter van 30 september 2020
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUREAU INKOMENS BEHEER B.V.,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
gevestigd Hoofdstraat 81,
6432 GA Hoensbroek,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 juli 2020
- de akte van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde akte blijkt dat gedaagde partij een consument is. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.3.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen.
2.4.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 301,09
2.5.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten aan nakosten salaris.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 april 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 301,09,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 36,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC