ECLI:NL:RBLIM:2020:7684

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
8613654 \ CV EXPL 20-3074
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake wettelijke rente en kosten in consumentenkwestie

Op 7 oktober 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen FAMED B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die procedeerde in persoon. De procedure begon met een dagvaarding en een verzoek om uitstel van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten volledig en naar waarheid diende aan te voeren. De gedaagde partij werd vermoed een consument te zijn, wat betekende dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing waren, ook al was daar niet om gevraagd. De kantonrechter oordeelde echter dat er in deze zaak geen schending van deze bepalingen was.

De gedaagde partij heeft na het verkrijgen van uitstel niet meer gereageerd. De kantonrechter heeft de gevorderde wettelijke rente toegewezen tot de dag van voldoening, omdat de eisende partij geen einddatum voor de wettelijke rente had opgegeven. De overige vorderingen van de eisende partij werden als niet weersproken beschouwd en werden toegewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eisende partij op € 246,85 werden begroot.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 218,65 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 19 mei 2020. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die ook met wettelijke rente werden belast. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8613654 \ CV EXPL 20-3074
Vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FAMED B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eisende partij,
gemachtigde YARDS Deurwaardersdiensten BV,
tegen:
[gedaagde] ,h.o.d.n.
[handelsnaam] ,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
kantoorhoudende [adres] ,
[vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord.
2.6.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen tot de dag van voldoening, nu eisende partij heeft nagelaten een einddatum van de wettelijke rente aan te geven.
2.7.
De overige vordering van eisende partij staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.8.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 246,85

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 218,65, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 175,93 vanaf 19 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 246,85, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC