Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 105,08
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
Op 7 oktober 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen de stichting Zuyderland Medisch Centrum en een consument. De eiser, vertegenwoordigd door Vaessen Gerechtsdeurwaarders B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die niet meer heeft gereageerd na het verkrijgen van uitstel. De procedure begon met een dagvaarding en een verzoek om uitstel van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eiser de relevante feiten volledig en naar waarheid had aangevoerd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij, vermoedelijk een consument, niet in strijd heeft gehandeld met de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Aangezien de gedaagde partij niet heeft gereageerd op de vordering, werd deze als niet weersproken beschouwd en werd de vordering toegewezen. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.185,05, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 814,08. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesregels en de bescherming van consumenten in civiele procedures.