ECLI:NL:RBLIM:2020:7690

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
8693346 CV EXPL 20-3819
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake mondelinge overeenkomst en draagplicht bij studieschuld

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een mondelinge overeenkomst met betrekking tot een studieschuld bij de Dienst Uitvoering en Onderwijs (DUO). De partijen, die een affectieve relatie hadden van 2011 tot eind 2019, hebben tijdens hun samenwoning afspraken gemaakt over de verdeling van hun schulden. De eiseres vorderde dat de kantonrechter zou verklaren dat beide partijen intern draagplichtig zijn voor de schuld bij DUO, die eind 2019 € 8.628,90 bedroeg. Eiseres stelde dat er op of omstreeks 10 oktober 2019 een mondelinge overeenkomst was gesloten waarin werd afgesproken dat zij en gedaagde ieder voor de helft verantwoordelijk zouden zijn voor deze schuld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er weliswaar een mondelinge afspraak was gemaakt, maar dat deze niet als een definitieve en afdwingbare overeenkomst kan worden beschouwd. De rechter verwees naar de Haviltex-maatstaf en de artikelen 3:33 en 3:35 BW, en concludeerde dat er geen wilsovereenstemming was over de voorwaarden van de afspraak. De gedaagde had betwist dat de afspraak onvoorwaardelijk was en had dit onderbouwd met zijn whatsappberichten. De rechter oordeelde dat eiseres niet mocht aannemen dat er een definitieve overeenkomst was ontstaan, en dat de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar waren.

De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 30,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P.H.M. Kuster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8693346 CV EXPL 20-3819
Vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.H.J.M. Stassen,
tegen
[gedaagde],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord met producties
- de rolbeslissing waarbij een comparitie na antwoord is bepaald
- het emailbericht van 14 september 2020 zijdens [eiseres] houdende de producties bij de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 15 september 2020, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf 2011 een affectieve relatie gehad, die eind 2019 is beëindigd. In verband met het einde van de relatie hebben partijen een of meerdere afspraken gemaakt.
2.2.
Tijdens de samenleving heeft [eiseres] een studieschuld bij Dienst Uitvoering en Onderwijs (hierna: DUO) opgebouwd. Het saldo van deze schuld bedroeg eind 2019
€ 8.628,90. Partijen hebben dit bedrag gedurende de samenwoning samen aangewend.
2.3.
In oktober 2019 hebben partijen, na een mondelinge bespreking, via whatsapp (verder) met elkaar gecommuniceerd.
2.3.1.
[gedaagde] stuurt op 10 oktober 2019 onder meer de volgende berichten:
Dus je gaat het me niet gunnen nu op de koop som
Dat is wat ik er nu uit haal (…)
We hadden het besproken
En nu ga je me mes steken geven
We hadden besproken ik zou alles pakken duo 50/50 mee betalen
En koop ik het huis waar het voor gekocht is (…)
Want je had toen gezegt dat als ik het rond kreeg het huis kon kopen voor dezelfde prijs mits je schulden vrij ging
Daar heb ik antwoord op gegeven
Ik krijg duo er niet bij geoakt
Doen heb ik mondelings afgesproken 50/50 van maand bedrag te betalen
Toen zij je is goed (…)
2.3.2.
[gedaagde] stuurt op 16 oktober 2019 onder meer het bericht:
Heel simpel. Je hebt een advocaat gepakt dus nu wordt alles via de advocaat gespeeld ik wou delen ik wou alle schulden betalen incl duo enige wat ik vroeg is afstandsverklaring tekenen van nn
Prima dat wil je niet ook goed dan wachten we met de advocaten af
2.3.3.
[eiseres] antwoordt diezelfde dag:
Je hebt die brief binnen daar staat eigenlijk alles in
En daar staan geen rare eisen
2.4.
De gemachtigde van [eiseres] schrijft in een e-mailbericht van 17 januari 2020 aan gemachtigde van [gedaagde] onder meer:
Voor zover nodig zij dienaangaande nog opgemerkt dat de door u opgesomde relationele schulden geen rol van betekenis zullen spelen (…)
In verwijs verder nog naar het appverkeer tussen partijen van 16 oktober 2019. In een appbericht van uw cliënt aan mijn cliënte verwoordt uw cliënt het voorstel als volgt: “ik pak de schulden: Santander € 5.000,00, Volta € 2.200,00, Gino € 7.500,00 en BsGW € 500,00. Jij krijgt € 4.000,00 handgeld.” Daartegenover staat dat de woning aan uw cliënt wordt toebedeeld.
Overeenkomstig die toezegging is destijds de gemeenschap tussen partijen verdeeld via de notaris. Van relationele schulden kan dan ook geen sprake zijn. Cliënte is niet bevoordeeld.
2.5.
Partijen zijn hierna schriftelijk de volgende overeenkomst d.d. 29 januari 2020 aangegaan:
Mw. [eiseres] ontvangt € 4.000,00 uit hoofde van de verdeling.
€ 1.500,00 heeft zij vandaag al ontvangen, het restant ontvang zij in maandelijkse termijnen van € 50,00
Mw. [eiseres] verklaart dat wanneer het bedrag van € 4.000,00 volledig betaald is, zij niets meer uit hoofde van de verdeling te vorderen heeft.
2.6.
[eiseres] heeft [gedaagde] nadien verzocht om een bijdrage te leveren in de betaling van de schuld bij DUO.
2.7.
Naar aanleiding hiervan heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat het whatsappverkeer tussen partijen moet worden omschreven als onderhandelingen tussen partijen, waarin [gedaagde] zich onder bepaalde voorwaarden en met bepaalde uitgangspunten bereid heeft getoond om de schuld bij DUO voor de helft te voldoen. Die bereidheid is komen te vervallen doordat [eiseres] de onderhandelingen heeft gestopt en haar advocaat heeft gevraagd haar belangen te behartigen. Voorts heeft [gedaagde] hierbij aangegeven dat partijen na deze correspondentie een overeenkomst d.d. 29 januari 2020 hebben getekend, en dat [eiseres] buiten deze overeenkomst niets meer uit hoofde van de verdeling te vorderen heeft.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, dat de kantonrechter voor recht verklaart dat partijen, ieder voor de helft, intern draagplichtig zijn in de schuld bij DUO en [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te voldoen, hetgeen [eiseres] meer aan DUO heeft betaald dan haar aandeel per december 2019, groot € 4.314,45, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt daaraan ten grondslag dat partijen op of omstreeks 10 oktober 2019 mondeling zijn overeengekomen dat ieder voor de helft intern draagplichtig is voor de schuld bij DUO. Volgens [eiseres] is hiermee een definitieve (en afdwingbare) overeenkomst ontstaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt, onder verwijzing naar de Haviltex-maatstaf en de artikelen 3:33 en 3:35 BW, voorop dat geen sprake is van wilsovereenstemming wanneer een partij behoort te begrijpen dat overeenstemming over een bepaald punt voor de andere partij van essentieel belang is en partijen het over dat punt niet eens zijn geworden. Het hangt van de bedoeling van partijen af of overeenstemming ten aanzien van een deel van de te regelen verbintenissen al een overeenkomst op die deelonderdelen tot stand doet komen (arrest Regiopolitie/Hovax).
4.2.
[gedaagde] betwist niet dat tussen partijen op of omstreeks 10 oktober 2019 mondeling overeenstemming was bereikt over de schuld bij DUO. Dit vindt ook steun in zijn eigen whatsappberichten van 10 oktober 2019, en wordt daarmee als vaststaand aangenomen.
4.3.
De stelling van [gedaagde] dat die afspraak evenwel is gemaakt onder bepaalde voorwaarden c.q. met bepaalde uitgangspunten, is niet gemotiveerd betwist en vindt steun in de whatsappberichten van [gedaagde] van 10 oktober 2019 (namelijk dat [gedaagde] de woning tegen de koopsom zou overnemen, in dát geval zou hij de schulden voor zijn rekening nemen) als in zijn whatsappbericht van 16 oktober 2019 (namelijk het tekenen van een afstandsverklaring). [eiseres] heeft niets hiertegen ingebracht. Zo is gesteld noch gebleken dat [eiseres] op het whatsappbericht van 10 oktober 2019 heeft gereageerd, hetgeen wel voor de hand had gelegen in het geval de mondelinge afspraak anders had geluid. Ook na de mededeling van [gedaagde] in zijn bericht van 16 oktober 2019, dat “alles” nu via de advocaat wordt geregeld, in welk verband ook de schuld bij DUO wordt aangehaald, heeft [eiseres] zich bijvoorbeeld niet op het standpunt gesteld dat partijen mondeling (toch) reeds een afzonderlijke, definitieve afspraak over de schuld bij DUO hadden gemaakt (in de zin dat [gedaagde] niet op zijn toezegging of aanbod kan terugkomen). Integendeel, [eiseres] heeft als reactie op dit laatste whatsappbericht van [gedaagde] een brief van haar advocaat ter sprake gebracht waarin haar eisen staan, (nieuwe) eisen waarvan [gedaagde] - onbetwist - stelt dat die geen betrekking hebben op DUO. Ook in het emailbericht van 17 januari 2020, waarin de eisen van [eiseres] zijn verwoord, is de schuld van DUO niet meer genoemd.
4.4.
De kantonrechter concludeert hieruit dat (óók) die mondelinge afspraak over de schuld bij DUO niet op zichzelf moet worden gezien, maar in de context van de onderhandelingen die toen - en kennelijk eveneens al tijdens dit gesprek - speelden. Voor [gedaagde] was bijvoorbeeld essentieel dat hij de woning tegen de koopsom kon overnemen althans dat een afstandsverklaring werd getekend, en hierover is onderling geen overeenstemming bereikt. [eiseres] mocht uit het mondeling aanbod dan ook niet afleiden dat reeds een onvoorwaardelijke (en afdwingbare) overeenkomst was ontstaan. De mededeling dat hij de helft van de schuld bij DUO op zich zou nemen, heeft [eiseres] in redelijkheid niet anders kunnen en mogen begrijpen dan dat dit nog niet definitief was. Er was daarmee op of omstreeks 10 oktober 2019 nog geen volledige (rechtens afdwingbare) overeenkomst tot stand gekomen, waarvan [eiseres] nakoming kan vorderen. [eiseres] heeft ook niet mogen aannemen dat dat wel het geval was. Het verweer treft doel.
4.5.
De vorderingen zijn daarmee niet toewijsbaar.
4.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van [gedaagde] , begroot op € 30,00 voor het verschijnen op de rechtbank.

5.De beoordeling

De kantonrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde] , tot vandaag begroot op
€ 30,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
type: NIv