ECLI:NL:RBLIM:2020:7885

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
C/03/244963 / HA ZA 18-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling en verrekening van huwelijkse voorwaarden en privévorderingen tussen ex-echtgenoten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen twee ex-echtgenoten over de verdeling van hun vermogen na de scheiding. De rechtbank heeft op 7 oktober 2020 een vonnis uitgesproken waarin de vorderingen van beide partijen zijn beoordeeld. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P.C.M. van Riet, heeft vorderingen ingesteld tegen de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. V.C.C. Luijten. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 5 augustus 2020, waarin de rechtbank de partijen in de gelegenheid heeft gesteld om hun standpunten over de heroverweging van eerdere vorderingen naar voren te brengen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de bedragen die in een eerder vonnis van 5 februari 2020 zijn vastgesteld, maar dat er wel onduidelijkheid was over de kwalificatie van bepaalde vorderingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat een bedrag van € 42.014,65 als reprisevordering van de gedaagde op de gemeenschap moet worden aangemerkt, terwijl een bedrag van € 31.319,00 als privévordering van de gedaagde op de eiser moet worden beschouwd. Dit leidde tot een veroordeling van de eiser om een totaalbedrag van € 52.096,33 aan de gedaagde te betalen.

Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van andere activa en passiva tussen de partijen geregeld, waaronder de toewijzing van een appartement en de aflossing van een hypothecaire lening. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde direct recht heeft op de betaling van de toegewezen bedragen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/244963 / HA ZA 18-16
Vonnis van 7 oktober 2020
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.P.C.M. van Riet,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. V.C.C. Luijten.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 augustus 2020
  • de akte in conventie en in reconventie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
Bij vonnis van 5 augustus 2020 heeft de rechtbank [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over hetgeen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] met betrekking tot de heroverweging heeft aangevoerd.
2.2.
Bij akte in conventie en in reconventie heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de stelling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ter zake de heroverweging erkend. Ook volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet er een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds een reprisevordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op de gemeenschap en anderzijds de vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in privé op het privévermogen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Vervolgens heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (in overeenstemming met hetgeen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dienaangaande had aangevoerd) vastgesteld dat de reprisevordering in het vonnis van 5 februari 2020 ad € 42.014,65 juist is becijferd, maar dat een bedrag ad € 31.319,00 ten onrechte als reprisevordering is aangemerkt, nu dat een privévordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op hem betreft. Ten slotte heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ingestemd met een “rectificatie” dienaangaande.
2.3.
Uit het voorgaande volgt dat tussen partijen geen geschil bestaat over de bedragen zoals genoemd in het vonnis van 5 februari 2020, te weten € 42.014,65 (rov. 4.11) en
€ 31.319,00 (rov. 4.12 – 4.16.). Echter, anders dan de rechtbank in voornoemd vonnis onjuist heeft geresumeerd (zie rov. 4.17.), betreft het (i) een reprisevordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op de gemeenschap van € 42.014,65, die wegens gebrek aan gemeenschappelijk vermogen door haar bij helfte op het privévermogen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te worden verhaald en (ii) een privévordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op de privégelden van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 31.319,00. Gelet hierop zal de rechtbank [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordelen om aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te betalen (€ 42.014,65 / 2 = € 21.007,33 +
€ 31.319,00 =) € 52.326,33.
2.4.
In overeenstemming hiermee stelt de rechtbank thans vast dat ook de in rov. 4.19. (en daarop voortgeredeneerd in rov. 4.48) van het voornoemde vonnis vastgestelde reprisevorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van € 4.086,00 en die van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van € 4.546,00 bij gebrek aan gemeenschappelijk vermogen op de privévermogens van partijen over en weer dienen te worden verhaald. Feitelijk komt dit erop neer dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag van € 2.043,00 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient te voldoen en dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een bedrag van € 2.273,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te voldoen. Na verrekening van beide bedragen resteert een bedrag van € 230,00 dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te voldoen.
2.5.
Het vooroverwogene samengevat resulteert in een toewijsbare vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van (€ 52.326,33 - € 230,00 =) € 52.096,33. De rechtbank zal [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordelen dit bedrag aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te betalen.
2.6.
In het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te betalen een bedrag van € 52.096,33,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 10.750,00 (ter zake inboedel [adres] te [woonplaats 2] en de auto van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ),
3.3.
deelt toe aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het appartement aan de [adres] te [woonplaats 2] tegen een waarde van € 116.000,00, met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot betaling van de helft van dit bedrag (zijnde € 58.000,00) wegens overbedeling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
3.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot betaling van € 58.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (wegens aflossing door hem van de volledige door beide partijen gezamenlijk aangegane hypothecaire financiering van het appartement [adres] te [woonplaats 2] ),
3.5.
bepaalt dat partijen ieder voor de helft de waarde van de Axa-polis en Hooge Huys-polis (beide thans ondergebracht in een Zwitserleven-polis) op 21 november 2007 toekomt,
3.6.
bepaalt dat het saldo van € 5,00 op 21 november 2007 op de Postbankrekening nr. [rekeningnummer] bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld, en dat de partij die de beschikking had over het saldo van deze rekening ten tijde van het opheffen een bedrag van € 2,50 aan de andere partij dient te voldoen,
3.7.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.type: JC