ECLI:NL:RBLIM:2020:7903

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8476379 \ CV EXPL 20-1846
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vordering tot betaling door een besloten vennootschap tegen een handelspartij

Op 14 oktober 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwmachines Hollanders B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. A.L. Stegeman, vorderde betaling van een bedrag van € 3.088,03, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, heeft na verkregen uitstel niet meer gereageerd op de vordering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij geen consument is en handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Hierdoor was er geen aanleiding voor ambtshalve toetsing van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Aangezien de vordering van de eisende partij niet is weersproken, heeft de kantonrechter deze toegewezen.

In de beslissing is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente over specifieke bedragen vanaf bepaalde data. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 792,38. De kantonrechter heeft ook de gevorderde nakosten toegewezen, conform de richtlijnen van het LOVCK&T, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8476379 \ CV EXPL 20-1846
Vonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWMACHINES HOLLANDERS B.V.,
gevestigd te Hoensbroek,gemeente Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.L. Stegeman,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.H.M. Nijsten.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 augustus 2020
- de akte na tussenvonnis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde akte blijkt dat gedaagde partij geen consument is, doch handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De kantonrechter komt daarom niet toe aan ambtshalve toepassing van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht.
2.2.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering van eisende partij staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.3.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 83,38
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 792,38
2.4.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
2.5.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 120,00 aan nakosten salaris.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.088,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.670,26 vanaf 1 april 2020 en over € 400,54 vanaf 31 maart 2020, een en ander tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 792,38, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken
.