Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
Op 14 oktober 2020 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwmachines Hollanders B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. A.L. Stegeman, vorderde betaling van een bedrag van € 3.088,03, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Nijsten, heeft na verkregen uitstel niet meer gereageerd op de vordering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij geen consument is en handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Hierdoor was er geen aanleiding voor ambtshalve toetsing van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Aangezien de vordering van de eisende partij niet is weersproken, heeft de kantonrechter deze toegewezen.
In de beslissing is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente over specifieke bedragen vanaf bepaalde data. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 792,38. De kantonrechter heeft ook de gevorderde nakosten toegewezen, conform de richtlijnen van het LOVCK&T, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.