ECLI:NL:RBLIM:2020:7908

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8648749 \ CV EXPL 20-3403
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering in een consumentenkwestie met betrekking tot zorgverzekeringen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2020, is de onderlinge waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A., gevestigd te Tilburg, als eisende partij opgetreden tegen een gedaagde partij die op een geheim adres woont en procedeert in persoon. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarbij de gedaagde partij om uitstel heeft verzocht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten volledig en naar waarheid heeft aangevoerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij vermoedelijk een consument is en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ambtshalve toegepast dienen te worden. Echter, in deze zaak zijn er geen schendingen van deze beschermende bepalingen vastgesteld. De gedaagde partij heeft na het verkrijgen van uitstel niet meer gereageerd, waardoor de vordering van de eisende partij als niet weersproken vaststaat en als onvoldoende betwist wordt toegewezen.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 818,93 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 26 juni 2020. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 721,96. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8648749 \ CV EXPL 20-3403
Vonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2020
in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRALE ZORGVERZEKERAARS GROEP, ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende op een geheim adres in de gemeente [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering van eisende partij staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.6.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 721,96

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 818,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 707,80 vanaf 26 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 721,96,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.