ECLI:NL:RBLIM:2020:7912

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8751420 \ CV EXPL 20-4334
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Btw over salaris gemachtigde bij nakosten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2020, is de eisende partij VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., vertegenwoordigd door Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso, in een civiele procedure tegen een gedaagde partij die in persoon procedeert. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarbij de eis en de gronden daarvan zijn vermeld, conform artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de vereisten voldoet en dat de gedaagde partij vermoedelijk een consument is, wat betekent dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn, ook al is daar niet om gevraagd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er in deze zaak geen schendingen van deze beschermende bepalingen zijn vastgesteld. De vordering van de eisende partij is niet of onvoldoende betwist door de gedaagde partij, waardoor de vordering is toegewezen. De gedaagde partij is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 301,09, inclusief dagvaarding en griffierecht. De gevorderde nakosten zijn toegewezen, maar de btw over deze nakosten is afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 427,89, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8751420 \ CV EXPL 20-4334
Vonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2020
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering dient daarom te worden toegewezen.
2.6.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 301,09
2.7.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten aan nakosten salaris. De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 427,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 359,18 vanaf 29 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 301,09,
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 36,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, dit bedrag te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.