In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2020, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Plalloy mtd B.V. [eiser] was van 1 januari 2019 tot en met 30 april 2020 in dienst bij Plalloy als logistic employee. Na een bedrijfsongeval was hij uitgevallen en in het kader van zijn re-integratie had Plalloy een plan van aanpak opgesteld. Er ontstond een geschil over de medewerking van [eiser] aan de evaluatie van dit plan.
Plalloy had [eiser] uitgenodigd voor een evaluatiegesprek op 16 januari 2020, maar [eiser] gaf aan verhinderd te zijn. Na enige communicatie over het maken van een nieuwe afspraak, heeft [eiser] uiteindelijk op 14 januari 2020 het gesprek bijgewoond. Plalloy had echter zijn salaris opgeschort van 8 tot 14 januari 2020, wat leidde tot een vordering van [eiser] voor het niet uitbetaalde loon.
De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [eiser] had geweigerd mee te werken aan de evaluatie van het plan van aanpak. Aangezien hij op de afgesproken datum was verschenen, had hij recht op zijn loon over de periode van de loonstop. De vordering van [eiser] werd toegewezen, inclusief wettelijke verhogingen en rente. Plalloy werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aangezien zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.