ECLI:NL:RBLIM:2020:8022

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
8389162 CV EXPL 20-1146
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap tussen erfgenamen met consensus over de verdeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2020, betreft het een vordering tot verdeling van een nalatenschap. De eisende partijen, beiden kinderen van de overleden erflaatster, hebben een procedure aangespannen vanwege onenigheid over de afwikkeling van de nalatenschap. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2020 bleek echter dat alle aanwezige partijen instemden met de voorgestelde verdeling van de nalatenschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verdeling als volgt dient te geschieden: eisende partij sub 1 en sub 2 ontvangen elk € 446,87, terwijl de gedaagde partijen sub 2, 3, 4, 5, 6 en 7 respectievelijk € 134,- en € 446,87 ontvangen. Gedaagde partij sub 1 ontvangt niets. De kantonrechter heeft ook bepaald dat eisende partij of gedaagde partij sub 5 gemachtigd wordt om na de verdeling de bankrekening op te heffen. Gezien de familiaire relatie tussen de partijen heeft de kantonrechter besloten dat iedere partij haar eigen kosten draagt, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 8389162 CV EXPL 20-1146
Vonnis van de kantonrechter van 14 oktober 2020
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] ,

2. [eisende partij sub 2]
beiden wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E. Emons (ARAG),
tegen

1.[gedaagde partij sub1] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij

2. [gedaagde partij sub 2] ,

wonend te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij
niet verschenen

3. [gedaagde partij sub 3] ,

wonend te [woonplaats 4] ,
gedaagde partij

4. [gedaagde partij sub 4] ,

wonend te [woonplaats 5] ,
gedaagde partij,

5. [gedaagde partij sub 5] ,

wonend te [woonplaats 6] ,
gedaagde partij,

6. [gedaagde partij sub 6]

wonend te [woonplaats 7] ,
gedaagde partij

7. [gedaagde partij sub 7] ,

wonend te [woonplaats 8] ,
gedaagde partij,
gemachtigde [gedaagde partij sub 7] (voor zichzelf en de gedaagde partijen 1, 3 t/m 6) .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de afzonderlijke exploten van dagvaarding allen met producties 1 t/m 14 voor de rol van 18 maart 2020,
  • de conclusie van antwoord met producties van gedaagde partij sub 1 voor de rolzitting van 18 maart 2020,
  • de conclusie van antwoord van gedaagde partij sub 6 voor de rolzitting van 18 maart 2020,
  • het mondeling tussenvonnis van de kantonrechter van 6 mei 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald tegen 8 september 2020 om 9.30 uur,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op dinsdag 8 september 2020.
1.2.
Vervolgens is de zaak verwezen naar de rol van 7 oktober 2020 voor vonnis, welke beslissing nader is bepaalde op heden.

2.De overwegingen

2.1.
Zoals in de dagvaardingen reeds is vermeld, zijn partijen allen kinderen van [erflaatster] , overleden op [overlijdensdatum] .
2.2.
Omdat er onenigheid is ontstaan over de wijze van afwikkeling van de nalatenschap, heeft eisende partij onderhavige procedure aanhangig gemaakt.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling, zo blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal, heeft de kantonrechter echter geconstateerd dat alle aanwezige partijen kunnen instemmen met de voorgestelde verdeling.
2.4.
Verdeeld dient te worden, aan:
eisende partij sub 1 € 446,87
eisende partij sub 2 € 446,87
gedaagde partij sub 1 € 0
gedaagde partij sub 2 € 134,-
gedaagde partij sub 3 € 446,87
gedaagde partij sub 4 € 446,87
gedaagde partij sub 5 € 446,87
gedaagde partij sub 6 € 446,87
gedaagde partij sub 7 € 446,87.
2.5.
Nu partijen daarover consensus hebben bereikt, zal dienovereenkomstig worden beslist.
2.6.
Aan eisende partij dan wel gedaagde partij sub 5 zal machtiging worden verleend om na de verdeling de bankrekening op te hebben.
2.7.
De kantonrechter acht, gelet op de familiaire relatie tussen partijen, termen aanwezig om de kosten van deze procedure te compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1.
verdeelt de nalatenschap als volgt:
aan:
eisende partij sub 1 € 446,87
eisende partij sub 2 € 446,87
gedaagde partij sub 1 € 0
gedaagde partij sub 2 € 134,-
gedaagde partij sub 3 € 446,87
gedaagde partij sub 4 € 446,87
gedaagde partij sub 5 € 446,87
gedaagde partij sub 6 € 446,87
gedaagde partij sub 7 € 446,87.
3.2.
Machtigt eisende partij dan wel gedaagde sub 5 om na deze verdeling de bankrekening op te heffen,
3.3.
Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.