In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Isovlas Oisterwijk B.V. en Ekoplus Bouwstoffen B.V. Isovlas, eiseres in conventie, vorderde betaling van een bedrag van € 36.784,00 van Ekoplus, gedaagde in conventie, wegens het niet betalen van geleverde dakelementen. De rechtbank oordeelde dat er een overeenkomst was gesloten waarbij Isovlas de dakelementen diende te leveren en Ekoplus de prijs diende te betalen. De rechtbank concludeerde dat de tekortkoming van Ekoplus niet van dien aard was dat deze een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde. De vordering van Isovlas werd toegewezen, en Ekoplus werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
In reconventie vorderde Ekoplus betaling van eenzelfde bedrag van Isovlas, maar de rechtbank wees deze vordering af. Ekoplus had niet aannemelijk gemaakt dat zij schade had geleden door toedoen van Isovlas. De rechtbank oordeelde dat de stellingen van Ekoplus onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen causaal verband was tussen de gestelde schade en de handelingen van Isovlas. De proceskosten werden aan Ekoplus opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contractuele relaties en de gevolgen van het niet nakomen van deze afspraken. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen, met een gedetailleerde uiteenzetting van de overwegingen die tot deze beslissing hebben geleid.