Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen
- het verweerschrift met bijlagen
- de mondelinge behandeling op 4 oktober 2020.
Rechtbank Limburg
In deze zaak verzoekt een werknemer om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat hem is opgelegd nadat hij voortijdig de werkplek had verlaten. De werknemer stelt dat hij zich ziek had gemeld, maar de rechter oordeelt dat hij zich pas na het ontslag ziek heeft gemeld. De werknemer was sinds 3 oktober 2016 in dienst bij de verwerende partij en werkte 38 uur per week. Op 15 juli 2020 heeft de werknemer zonder toestemming de werkplek verlaten, wat door de werkgever is opgevat als werkweigering. De werkgever heeft daarop het ontslag op staande voet bevestigd. De werknemer heeft vervolgens verzocht om doorbetaling van zijn loon en ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar de rechter wijst deze verzoeken af. De rechter concludeert dat de werknemer zonder goede gronden de werkzaamheden heeft geweigerd en dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 15 juli 2020, en de werknemer heeft geen recht op loon of een billijke vergoeding. De rechter wijst het verzoek van de werknemer af en veroordeelt hem tot betaling van de proceskosten.