ECLI:NL:RBLIM:2020:8141

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
8447634 CV EXPL 20-1641
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen bijdrage door CAK tegen bewindvoerder van onderbewindgestelde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het CAK, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde. Het CAK vorderde betaling van een eigen bijdrage die de onderbewindgestelde verschuldigd was voor zorg in een instelling, zoals vastgelegd in de AWBZ. De bewindvoerder erkende de vordering, maar stelde dat de actuele schuldenlast lager was dan het gevorderde bedrag. De kantonrechter heeft de vordering van het CAK beoordeeld en vastgesteld dat het gevorderde bedrag van € 1.247,34 aan restant hoofdsom toewijsbaar was. De bewindvoerder werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De kosten aan de zijde van het CAK werden begroot op € 844,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8447634 CV EXPL 20-1641
Vonnis van de kantonrechter van 21 oktober 2020
in de zaak van
het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid
CAK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
de vennootschap onder firma
[naam VOF]in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[naam onderbewindgestelde],
gevestigd en kantoor houdende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna ‘CAK’, ‘de bewindvoerder q.q.’ resp. ‘ [naam onderbewindgestelde] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] is voor zorg in een instelling als bedoeld in de artikelen 9,13 en 14 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, krachtens artikel 6 lid 4 van de AWBZ juncto artikel 2 van het Bijdragebesluit zorg, een eigen bijdrage verschuldigd.
2.2.
CAK is belast met de vaststelling en inning van deze eigen bijdrage.

3.Het geschil

3.1.
CAK stelt dat de bewindvoerder q.q. tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichting tot betaling van de eigen bijdrage van [naam onderbewindgestelde] . CAK voert aan dat de bewindvoerder q.q., ondanks herhaalde aanmaningen en aanzeggingen van kostenverhogende incassomaatregelen, het verschuldigde totaalbedrag niet heeft betaald. CAK heeft zich genoodzaakt gezien de vordering op de bewindvoerder q.q. uit handen te geven aan haar incassogemachtigde.
3.2.
Op bovenstaande grond vordert CAK om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de bewindvoerder q.q. te veroordeling tot betaling aan CAK van het bedrag ad € 1.247,34, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.247,34, te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening met veroordeling van de bewindvoerder q.q. in de proceskosten.
3.3.
De bewindvoerder q.q. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De bewindvoerder q.q. erkent de grondslag van de vordering. Hij stelt echter dat de actuele schuldenlast € 1.087,30 bedraagt. De stelling van de bewindvoerder kan door de kantonrechter om onderstaande redenen niet worden gevolgd. Blijkens de dagvaarding bestaat het bij dagvaarding gevorderde bedrag uit € 1.329,68 aan hoofdsom, € 197,35 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief B.T.W. en € 12,66 aan verschenen rente (totaal een bedrag van € 1.539,69). Uit de dagvaarding maakt de kantonrechter op dat de door de bewindvoerder q.q. voorafgaand aan de dagvaarding betaalde bedragen (in totaal € 292,35) conform artikel 6:44 BW allereerst aan de buitengerechtelijke incassokosten ad € 197,35 en aan de verschenen rente ad € 12,66 zijn toegerekend. Het restant van € 82,34 is op de hoofdsom in mindering gebracht zodat het door CAK gevorderde bedrag van € 1.247,34 het restantdeel van de hoofdsom betreft.
4.2.
Gelet op bovenstaande en gezien de erkenning van de bewindvoerder q.q. ligt het gevorderde bedrag van € 1.247,34 aan restant hoofdsom voor toewijzing gereed.
4.3.
Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat de bewindvoerder q.q. niet heeft weersproken dat hij tot de dag van de dagvaarding € 12,66 aan wettelijke rente was verschuldigd.
4.4.
Ter zake van de incassokosten wordt vastgesteld dat CAK onbetwist heeft gesteld dat er kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op werkzaamheden die niet kunnen worden beschouwd als werkzaamheden ter voorbereiding van deze procedure en die kosten reeds zijn voldaan.
4.5.
De bewindvoerder q.q. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van CAK worden begroot op:
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
240,00(2 x tarief € 120,00)
totaal € 844,09

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om aan CAK te betalen € 1.247,34 aan restant hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.247,34, te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de kosten van de procedure, aan de zijde van CAK gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 844,09,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
NZ