Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[naam VOF]in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[naam onderbewindgestelde],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
240,00(2 x tarief € 120,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het CAK, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde. Het CAK vorderde betaling van een eigen bijdrage die de onderbewindgestelde verschuldigd was voor zorg in een instelling, zoals vastgelegd in de AWBZ. De bewindvoerder erkende de vordering, maar stelde dat de actuele schuldenlast lager was dan het gevorderde bedrag. De kantonrechter heeft de vordering van het CAK beoordeeld en vastgesteld dat het gevorderde bedrag van € 1.247,34 aan restant hoofdsom toewijsbaar was. De bewindvoerder werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De kosten aan de zijde van het CAK werden begroot op € 844,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.