Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verdere verloop van de procedure
- de rolbeslissing van 13 mei 2020;
- de conclusie van repliek (lees: de conclusie van antwoord in oppositie);
- de conclusie van repliek in oppositie.
2.De feiten
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
3.Het geschil
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
4.De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
zelfeen handeling moet hebben verricht waaruit
ondubbelzinnigvalt op te maken dat hij over voldoende gegevens met betrekking tot de inhoud van zijn veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. Het is daarvoor
nietvoldoende dat vaststaat dat de veroordeelde in persoon de beschikking heeft gekregen over het verstekvonnis, bijvoorbeeld doordat dit hem door (de advocaat of de gemachtigde van) de wederpartij is toegezonden. Het moet gaan om een
daad, een gedraging van de
veroordeelde zelf, zie HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:BJ0652.
zelfkennis heeft genomen van de inhoud van het vonnis.
ondubbelzinniguit de naar buiten gerichte daad volgen, HR 23 september 2005, ECLI:NL:HR: AT4071.
5.De beslissing
2 december 2020voor conclusie van eis in oppositie, aan te merken als conclusie van antwoord aan de zijde van [oorspronkelijke gedaagde, thans opposante] ,
2 december 2020om
beide partijenin te gelegenheid te stellen om verhinderdata op te geven in de eerste zes maanden van 2021 met betrekking tot de door de rechtbank voorgenomen datumbepaling voor comparitie na antwoord,