ECLI:NL:RBLIM:2020:8340

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
8724053 OV VERZ 20-58
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake bevoegdheid en toepasselijk recht in huurgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 16 oktober 2020 een tussenbeschikking gegeven in een huurgeschil tussen [verzoekster] en [verweerder]. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.T.L.A. Mulders, heeft een vordering ingesteld tegen de verweerder, die in persoon procedeert. De vordering betreft de betaling van huurpenningen uit hoofde van een huurovereenkomst voor een standplaats op een camping in Luxemburg. De procedure is gestart met een Europees betalingsbevel, ingediend door verzoekster op 4 mei 2020, waarop verweerder op 6 juli 2020 verweer heeft gevoerd.

De rechtbank heeft in deze beschikking de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om van de vorderingen kennis te nemen, ambtshalve getoetst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat op basis van de Brusselse verordening I-bis, de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt, omdat de vordering betrekking heeft op een onroerende zaak gelegen in Luxemburg. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de bevoegdheid, het forumkeuzebeding en het toepasselijke recht, waarbij ook de mogelijkheid is geboden om bewijsstukken over te leggen.

De beslissing houdt in dat partijen binnen zes weken na de uitspraak een akte moeten nemen waarin zij hun standpunten motiveren. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de rechtbank op een later moment zal oordelen over de zaak, afhankelijk van de ingediende stukken en argumenten van beide partijen.

Uitspraak

BESCHIKKING

________________________________________________________________ _

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 8724053 OV VERZ 20-58
Beschikking van 16 oktober 2020
op een verzoek van
[verzoekster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde mr. S.T.L.A. Mulders,
tegen
[verweerder] ,
wonend aan de [adres] te [woonplaats] ,
verweerder,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en [verweerder] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door [verzoekster] ingediende Europees betalingsbevel met bijlagen ingekomen ter griffie van de rechtbank Den Haag op 4 mei 2020
- het door [verweerder] ingediende verweer met bijlagen ingekomen ter griffie van de rechtbank Den Haag op 6 juli 2020
- de (verzwijging)beschikking van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2020, ter griffie van deze rechtbank ontvangen 30 juli 2020
- het door de rechtbank Limburg aan [verweerder] verzonden antwoordformulier C
- het ter griffie van deze rechtbank op 21 september 2020 van [verweerder] ontvangen antwoord en een getuigenverklaring.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.

2.Het geschil

2.1.
[verzoekster] vordert veroordeling van [verweerder] tot betaling van:
- € 1.428,00 aan hoofdsom
- € 29,54 aan rente
- € 142,80 aan contractuele boete
- € 713,20 aan kosten.
2.2.
[verzoekster] legt aan haar vordering nakoming door [verweerder] van huurpenningen uit hoofde van de tussen haar en [verweerder] gesloten huurovereenkomst van een standplaats op de camping van [verzoekster] te [vestigingsplaats] ten grondslag.
2.3.
[verweerder] voert verweer.
2.4.
Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter, indien nodig, nader ingaan.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoekster] heeft aangegeven dat zij de op grond van verordening van 1896/2006 ingeleide procedure wilt voortzetten volgens de regels van verordening 861/2007. Gelet daarop is bij beschikking van de rechtbank Den haag van 29 juli 2020 bevolen dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels van de Europese procedure voor geringe vorderingen en is de kantonrechter bij de rechtbank Limburg, locatie Maastricht aangewezen als de rechter die de zaak verder behandelt. Een formeelrechtelijke beslissing over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en over het toepasselijke recht is daar bij niet gegeven.
3.2.
De hoofdvordering van [verzoekster] heeft betrekking op een huurovereenkomst van een onroerende zaak te Luxemburg , meer in het bijzonder op betaling van huurpenningen van een standplaats voor een caravan te Luxemburg . Met inachtneming van de inhoud van art. 2.1 sub i van Verordening (EG) nr. 861/2007 (Europese procedure voor geringe vorderingen), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 2015/2421 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015, vallen de vordering noch de nevenvorderingen onder de uitzondering van het bepaalde in voormeld artikel. Alvorens verder op de vorderingen in te kunnen gaan dient de kantonrechter ambtshalve te toetsen of hij bevoegd is om van de vorderingen van [verzoekster] kennis te nemen. Daartoe moet gekeken worden naar de bevoegdheidsregels, waarnaar verordening (EU) nr. 2015/2421 verwijst, als bepaald bij Verordening (EU) nr. 1215/2012 (verder: Brussel I-bis).
3.3.
Op grond van de exclusieve bevoegdheid als bepaald in art. 24 lid 1 Brussel I-bis “Ongeacht de woonplaats van partijen zijn bij uitsluiting bevoegd:
1. voor zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen: de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is.
Voor huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen voor tijdelijk particulier gebruik voor ten hoogste zes opeenvolgende maanden zijn evenwel ook bevoegd de gerechten van de lidstaat waar de verweerder woonplaats heeft, mits de huurder of pachter een natuurlijke persoon is en de eigenaar en de huurder of pachter woonplaats in dezelfde lidstaat hebben”
juncto art. 26 lid 1 “Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van deze verordening, is het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien de verschijning ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten, of indien er een ander gerecht bestaat dat krachtens artikel 24 bij uitsluiting bevoegd is”
luidt het voorshands oordeel dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen en dient de kantonrechter zich volgens art 27 Brussel I-bis ambtshalve onbevoegd te verklaren temeer nu partijen hebben gesteld noch doen blijken dat tussen hen een forumkeuzebeding is overeengekomen. Dat [verweerder] een verweerschrift heeft ingediend laat het voorgaande onverlet. Echter, nu partijen zich niet over de bevoegdheid, het forumkeuzebeding en het bepaalde in de tweede alinea van
art. 24 lid 1 Brussel I-bis hebben kunnen uitlaten, worden zij daartoe in de gelegenheid gesteld. Partijen dienen zich ook uit te laten over welk materieel recht (Nederlands, Luxemburgs of een ander) op de hoofd- en nevenvorderingen van toepassing is.
3.4.
[verzoekster] zal daarbij tevens in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de inhoud van het verweer en de getuigenverklaring die door [verweerder] zijn overgelegd en [verweerder] zal in de gelegenheid worden gesteld om de betalingsbewijzen waaruit blijkt dat hij t/m juni 2019 de standplaats bij [verzoekster] heeft betaald aan te leveren.
3.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

4.1.
stelt [verzoekster] en [verweerder] in de gelegenheid om binnen zes weken na heden een akte te nemen waarbij zij zich gemotiveerd dienen uit te laten:
a. over het voorshands oordeel in r.o. 3.3.,
b. of de tweede alinea van art 24 lid 1 Brussel I-bis op de onderwerpelijke vordering van toepassing is,
c. of en per welke datum zij een forumkeuzebeding zijn overeengekomen,
d. over welk recht op de vordering van [verzoekster] van toepassing is,
4.1.1.
[verzoekster] zal daarbij tevens in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de inhoud van het verweer en de getuigenverklaring die door [verweerder] zijn overgelegd en [verweerder] om de betalingsbewijzen waaruit blijkt dat hij t/m juni 2019 de standplaats bij [verzoekster] heeft betaald aan te leveren,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
YT