ECLI:NL:RBLIM:2020:8356

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
8547240 CV EXPL 20-2446
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling waarborgsom en onverschuldigd betaalde huur na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de terugbetaling van een waarborgsom en onverschuldigd betaalde huur. [Eiseres] heeft van 1 september 2018 tot en met 30 juni 2019 een woonruimte gehuurd van [gedaagde]. Na beëindiging van de huurovereenkomst heeft [gedaagde] nagelaten de waarborgsom van € 1.100,00 terug te betalen en heeft [eiseres] onterecht huur betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van [eiseres] voldoende zijn onderbouwd, ondanks het feit dat de conclusie van repliek te laat was ingediend. De kantonrechter oordeelde dat het bestaan van de huurovereenkomst en de onterechte huurbetalingen voldoende waren aangetoond door de onbetwiste stellingen van [eiseres] en de uitspraak van de Huurcommissie, die onherroepelijk was geworden.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 4.690,60, bestaande uit de waarborgsom en de onverschuldigd betaalde huur, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 594,06 aan buitengerechtelijke incassokosten, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] zijn begroot op € 638,96, en [gedaagde] is veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8547240 CV EXPL 20-2446
Vonnis van de kantonrechter van 28 oktober 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. N.F. Hijlkema,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.H.M. Wagemans, advocaat.
Partijen zullen hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 mei 2020
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij het recht om een conclusie van repliek te nemen is vervallen verklaard en dat vonnis zal worden gewezen.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiseres] stelt dat zij van 1 september 2018 tot en met 30 juni 2019 een woonruimte, staande en gelegen te [woonplaats 1] aan het [adres] , heeft gehuurd van [gedaagde] . Zij stelt dat [gedaagde] , na beëindiging van de huurovereenkomst, niet heeft voldaan aan haar verplichting tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde waarborgsom ad € 1.100,00. Daarnaast voert [eiseres] aan dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de terugbetaling van de door haar aan [gedaagde] onverschuldigd betaalde huur. Ter onderbouwing van dit laatste verwijst [eiseres] naar de uitspraak van de huurcommissie d.d. 5 december 2019 (productie 2 dagvaarding) en de sommaties die naar [gedaagde] zijn verstuurd (producties 4 t/m 6 dagvaarding).
2.2.
Op bovenstaande gronden vordert [eiseres] om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, te betalen:
  • € 4.690,60 (waarvan € 1.100,00 ter zake van de waarborgsom en € 3.590,60 ter zake van de onverschuldigd betaalde huur), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.690,60 vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening,
  • € 594,06 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
2.3.
[eiseres] heeft, hoewel daartoe bij brief van de griffier d.d. 5 augustus 2020 in de gelegenheid gesteld, niet tijdig gereageerd op het door [gedaagde] gegeven antwoord. De door [eiseres] te laat ingediende conclusie van repliek is dan ook niet meegenomen in deze beoordeling.
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat ondanks het ontbreken van repliek, de vorderingen van [eiseres] voldoende zijn onderbouwd. [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat er een huurovereenkomst heeft bestaan tussen partijen. De kantonrechter overweegt dat het bestaan van de huurovereenkomst kan worden opgemaakt uit de onbetwiste stellingen van [eiseres] dat zij de woonruimte, staande en gelegen te [woonplaats 1] aan het [adres] , van [gedaagde] heeft gehuurd en dat zij ter zake van de huur een bedrag van
€ 3.590,60 te veel heeft betaald. Daarnaast kan het bestaan van de huurovereenkomst worden afgeleid uit de uitspraak van de Huurcommissie (overwegingen Huurcommissie, op pagina 2 van de uitspraak, onder het kopje ‘ontvankelijkheid’). Voorts heeft de Huurcommissie de aanvangshuurprijs van € 900,00 met ingang van 1 september 2018 naar
€ 540,94 verlaagd. Daaruit kan worden opgemaakt dat [eiseres] vanaf de aanvang van de huurovereenkomst een te hoog bedrag aan huur heeft betaald. Onbetwist is voorts dat de beslissing van de Huurcommissie onherroepelijk is geworden.
2.5.
Ten aanzien van de waarborgsom oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] niet heeft betwist dat [eiseres] aan haar een bedrag van € 1.100,00 als waarborgsom heeft betaald en dat [gedaagde] bij het einde van de huurovereenkomst geen aanspraak op de waarborgsom heeft gemaakt voor herstelwerkzaamheden. Alleen het betwisten van het bestaan van de huurovereenkomst is onvoldoende om hetgeen [eiseres] bij dagvaarding heeft gesteld te ontkrachten.
2.6.
Gelet op bovenstaande zal de vordering van [eiseres] , om [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van € 4.690,60 (€ 3.590,60 te veel betaalde huur + € 1.100,00 waarborgsom), worden toegewezen. De daarover gevorderde rente is niet betwist en zal daarom vanaf de datum van de dagvaarding worden toegewezen.
2.7.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De door [eiseres] aan [gedaagde] verzonden aanmaning van 20 februari 2020 voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag ad € 594,06 aan buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De over de buitengerechtelijke kosten gevorderde wettelijke rente zal vanaf de datum van de dagvaarding worden toegewezen.
2.8.
De bezwaren die [gedaagde] ten aanzien van de procedure bij de Huurcommissie heeft geuit, zullen als niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven. [gedaagde] had na de uitspraak van de Huurcommissie acht weken de tijd om de voornoemde uitspraak aan de kantonrechter voor te leggen. Nu zij dit nagelaten heeft, is de uitspraak onherroepelijk geworden. De daaruit voortvloeiende verplichtingen dient [gedaagde] na te komen.
2.9.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,96
  • griffiekosten € 236,00
  • salaris gemachtigde
Totaal € 638,96
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] , binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, te betalen:
  • € 4.690,60 ter zake van de te veel betaalde huur en waarborgsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.690,60 vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening,
  • € 594,06 ter zake van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 638,96,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
NZ