3.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Het doden van [slachtoffer] , de moeder van de verdachte, is aan de verdachte primair ten laste gelegd als moord en subsidiair als doodslag.
Voor een bewezenverklaring van moord dient komen vast te staan dat de verdachte met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft gedood. Voor het aannemen van ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat een verdachte vanaf zijn voornemen tot aan de daad enige tijd heeft gehad om zich te beraden, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat daarvan in de onderhavige strafzaak niet is gebleken. Dat de verdachte heeft verklaard dat een stem tegen hem heeft gezegd dat hij zijn moeder moest vermoorden, doet daar niet aan af. Niet is vast te stellen op welk moment de stem dit aan de verdachte heeft opgedragen, zodat evenmin kan worden vastgesteld of de verdachte de gelegenheid heeft gehad om na te denken over zijn (mogelijk) voorgenomen daad.
Dit brengt mee dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de hem primair ten laste gelegde moord. De subsidiair ten laste gelegde doodslag acht de rechtbank wel bewezen op grond van het navolgende.
Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde
Op 31 januari 2020 om 16:36 uur belde de verdachte met de 112-alarmcentrale met de mededeling dat hij zijn moeder had vermoord door haar te laten stikken. De verdachte deelde desgevraagd mede dat hij zijn moeder had gedood door bovenop haar te gaan zitten en haar neus dicht te houden.Later die avond heeft de verdachte tegenover de forensisch arts nog verklaard ook haar mond te hebben dichtgehouden.
Verbalisanten zijn vervolgens naar de woning van [slachtoffer] , de moeder van de verdachte, aan de [Adres] te Bunde gegaan. De verdachte is daar aangehouden. Zijn moeder werd op de badkamer aangetroffen. Zij lag levenloos op haar rug. Verbalisanten zijn direct begonnen met reanimeren en beademen, maar kregen geen reactie.De later gearriveerde ambulanceverpleegkundigen constateerden dat [slachtoffer]was overleden.
Bij pathologieonderzoek op het lichaam van [slachtoffer] is vastgesteld dat het intreden van de dood verklaard kan worden door een ziekelijke afwijking van het hart; (samen)drukken van de mond, neus (smoren); en niet aan reanimatie gerelateerde drukuitoefening op de borst met verstikkingseffecten tot gevolg. Deze drie oorzaken kunnen elk op zich of in combinatie met elkaar de dood tot gevolg hebben gehad.
Bij onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] werd letsel geconstateerd in de vorm van een zwelling van de neuspunt met vlekkige rood-paarse huidverkleuring in een gebied van circa 2,5 bij 2 cm en een onderhuids bloeduitstorting ter hoogte van de neuspunt. Ook werd - onder andere - letsel aan de borst geconstateerd in de vorm van rode huidverkleuringen als gevolg van onderhuids bloeduitstortingen.
Uit onderzoek bleek dat het letsel van het borstbeen en de neuspunt passen bij het ontstaan daarvan enkele tot meerdere minuten voor het overlijden van [slachtoffer] . Hierbij wordt opgemerkt dat niet is uitgesloten dat het letsel aan de neuspunt iets ouder is, richting tientallen minuten voor overlijden ontstaan.
Op de neus van [slachtoffer] is DNA aangetroffen dat - zeer waarschijnlijk - afkomstig is van de verdachte of een andere persoon in de mannelijke lijn van de verdachte.
Betrouwbaarheid van de bekennende verklaringen van de verdachte:
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van de verdachte, dus ook de bekennende verklaring, niet betrouwbaar zijn, nu deze onder invloed van een psychose zijn afgelegd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft in zijn telefoongesprek met de alarmcentrale direct verteld zijn moeder te hebben gedood. Ook na zijn aanhouding heeft hij op meerdere momenten, tegenover verschillende personen, zijn bekentenis herhaald: op 31 januari 2020 tegenover de forensisch arts, op 4 februari 2020 tegenover de psychiater, op 6 februari 2020 tegenover een schoonzus en op 10 februari 2020 tegenover zijn broers. De door de verdachte in detail beschreven handelingen, namelijk het op zijn moeder gaan zitten en haar neus en mond dichthouden, passen bij de bevindingen van de patholoog naar aanleiding van onderzoek aan het lichaam van verdachtes moeder. Ook sluit de verklaring aan bij het onderzoek naar de wonddatering. Het letsel aan met name de neus en de onderbuik dat past bij de wijze waarop de verdachte heeft verklaard zijn moeder om het leven te hebben gebracht, blijkt enkele minuten voor het overlijden te zijn ontstaan. Ten slotte past verdachtes bekennende verklaring bij het aantreffen van het DNA van de verdachte of een direct familielid in de mannelijke lijn op de neus van [slachtoffer] .
Ook tegenover de rechter-commissaris heeft de verdachte op 4 februari 2020 nog verklaard dat hij van een stem de opdracht had gekregen zijn moeder te vermoorden. Pas later, eerst in zijn verhoor op 11 februari 2020, verklaart de verdachte afwijkend, namelijk dat zijn moeder reeds was overleden op het moment dat hij in de woning aankwam. Hij verklaart dat hij in de woning ongeveer vijf minuten naar zijn moeder heeft gezocht en dat, toen hij haar vond, hij alleen haar oogbol heeft aangeraakt om te controleren of zij nog leefde. Daarna heeft hij 112 gebeld. Deze verklaring past echter niet bij het gegeven dat de verdachte 19 minuten in de woning van zijn moeder is geweest alvorens hij 112 belde. Uit de Wifi-gegevens van de woning van [slachtoffer] blijkt namelijk dat de telefoon van de verdachte daar om 16:17 uur contact maakte met het Wifinetwerk. Om 16:36 uur belde de verdachte naar het alarmnummer. De verdachte heeft voor dit tijdsverloop aanvankelijk geen verklaring gegeven. Ter terechtzitting heeft hij voor het eerst verklaard dat hij, nadat hij aan de oogbol van zijn moeder had gevoeld en had geconstateerd dat zij niet meer leefde, ook nog 10 à 15 minuten op de borst van zijn moeder heeft gezeten. Pas daarna zou hij 112 hebben gebeld.
De rechtbank constateert dan ook dat de later afgelegde, ontkennende verklaringen van de verdachte niet consistent zijn en niet overeenkomen met objectief bewijs.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanvankelijke verklaringen van de verdachte, inhoudende dat hij zijn moeder heeft gedood. Dat de bekennende verklaringen van verdachte tussen 31 januari en 11 februari 2020 alle zouden zijn afgelegd onder invloed van een psychose, zoals door de raadsman is aangevoerd, blijkt onvoldoende uit het dossier.
Doodsoorzaak [slachtoffer]
De raadsman heeft betoogd dat op basis van het onderzoek naar de doodsoorzaak van [slachtoffer] niet kan worden vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk is voor haar dood. De rechtbank overweeg hierover als volgt.
De patholoog heeft drie mogelijke doodsoorzaken genoemd die ieder op zich dan wel in combinatie met elkaar de dood van [slachtoffer] kunnen verklaren. De patholoog heeft hiermee weliswaar een natuurlijke dood niet willen uitsluiten, maar zijn bevindingen bevestigen wel de aanvankelijk bekennende verklaring van de verdachte. Met name diens beschrijving van de gang van zaken in het gesprek met zijn broers op 10 februari 2020 hoe [slachtoffer] , nadat de verdachte haar neus en mond een tijd had dichtgehouden, ongeveer vijf minuten heeft gesparteld, dat dit spartelen best krachtig was en dat [slachtoffer] daarna geen beweging meer maakte, sluit aan bij twee van de drie door de patholoog genoemde doodsoorzaken. Gezien het bovenstaande, acht de rechtbank vaststaand dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van het dichthouden van de neus en mond door de verdachte, dan wel als gevolg van drukuitoefening op de borst van [slachtoffer] door de verdachte, dan wel als gevolg van een combinatie van deze handelingen.