ECLI:NL:RBLIM:2020:8456

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
03/028742-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag met psychische stoornis als factor

Op 3 november 2020 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder heeft gedood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan moord, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij met voorbedachten rade handelde. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd in de P.I. Vught, werd bijgestaan door advocaat mr. W.J.F. Geertsen. Tijdens de zitting op 20 oktober 2020 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De verdachte had op 31 januari 2020 de alarmcentrale gebeld en gemeld dat hij zijn moeder had vermoord. De officier van justitie eiste vrijspraak voor moord, maar vond doodslag wel bewezen. De verdediging betoogde dat de verklaringen van de verdachte niet betrouwbaar waren, omdat deze onder invloed van een psychose waren afgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn moeder had gedood door haar neus en mond dicht te houden, maar dat hij niet strafbaar was vanwege een geestelijke stoornis, namelijk schizofrenie. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op, omdat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de familie van de verdachte, maar concludeerde dat de geestelijke toestand van de verdachte zijn strafbaarheid uitsloot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/028742-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
thans gedetineerd in de P.I. Vught, PPC te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.F. Geertsen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 oktober 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zijn moeder [slachtoffer] al dan niet met voorbedachten rade heeft gedood.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de primair ten laste gelegde moord, omdat niet kan worden vastgesteld dat er een moment van bezinning is geweest, en tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde doodslag. Hij heeft daartoe verwezen naar de 112-melding van de verdachte, waarin hij meedeelt zijn moeder te hebben gedood, en de bevindingen van de patholoog.
De officier van justitie acht de bekentenis van de verdachte betrouwbaar, nu hij hiermee direct is gekomen en deze meermalen heeft herhaald tegenover verschillende personen. Hij is hiervan pas teruggekomen na overleg met zijn raadsman. De latere verklaring van de verdachte dat zijn moeder al zou zijn overleden toen hij haar aantrof, acht de officier van justitie niet aannemelijk.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de (bekennende) verklaringen van de verdachte niet betrouwbaar zijn, omdat deze onder invloed van een psychose zijn afgelegd.
Op basis van het voorlopig sectierapport en de radiologische rapporten kan een natuurlijke dood niet worden uitgesloten.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, omdat hij niet heeft gehandeld met voorbedachten rade.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Het doden van [slachtoffer] , de moeder van de verdachte, is aan de verdachte primair ten laste gelegd als moord en subsidiair als doodslag.
Voor een bewezenverklaring van moord dient komen vast te staan dat de verdachte met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft gedood. Voor het aannemen van ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat een verdachte vanaf zijn voornemen tot aan de daad enige tijd heeft gehad om zich te beraden, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat daarvan in de onderhavige strafzaak niet is gebleken. Dat de verdachte heeft verklaard dat een stem tegen hem heeft gezegd dat hij zijn moeder moest vermoorden, doet daar niet aan af. Niet is vast te stellen op welk moment de stem dit aan de verdachte heeft opgedragen, zodat evenmin kan worden vastgesteld of de verdachte de gelegenheid heeft gehad om na te denken over zijn (mogelijk) voorgenomen daad.
Dit brengt mee dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de hem primair ten laste gelegde moord. De subsidiair ten laste gelegde doodslag acht de rechtbank wel bewezen op grond van het navolgende.
Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde
Op 31 januari 2020 om 16:36 uur belde de verdachte met de 112-alarmcentrale met de mededeling dat hij zijn moeder had vermoord door haar te laten stikken. De verdachte deelde desgevraagd mede dat hij zijn moeder had gedood door bovenop haar te gaan zitten en haar neus dicht te houden. [2] Later die avond heeft de verdachte tegenover de forensisch arts nog verklaard ook haar mond te hebben dichtgehouden. [3]
Verbalisanten zijn vervolgens naar de woning van [slachtoffer] , de moeder van de verdachte, aan de [Adres] te Bunde gegaan. De verdachte is daar aangehouden. Zijn moeder werd op de badkamer aangetroffen. Zij lag levenloos op haar rug. Verbalisanten zijn direct begonnen met reanimeren en beademen, maar kregen geen reactie. [4] De later gearriveerde ambulanceverpleegkundigen constateerden dat [slachtoffer] [5] was overleden. [6]
Bij pathologieonderzoek op het lichaam van [slachtoffer] is vastgesteld dat het intreden van de dood verklaard kan worden door een ziekelijke afwijking van het hart; (samen)drukken van de mond, neus (smoren); en niet aan reanimatie gerelateerde drukuitoefening op de borst met verstikkingseffecten tot gevolg. Deze drie oorzaken kunnen elk op zich of in combinatie met elkaar de dood tot gevolg hebben gehad. [7]
Bij onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] werd letsel geconstateerd in de vorm van een zwelling van de neuspunt met vlekkige rood-paarse huidverkleuring in een gebied van circa 2,5 bij 2 cm en een onderhuids bloeduitstorting ter hoogte van de neuspunt. Ook werd - onder andere - letsel aan de borst geconstateerd in de vorm van rode huidverkleuringen als gevolg van onderhuids bloeduitstortingen. [8]
Uit onderzoek bleek dat het letsel van het borstbeen en de neuspunt passen bij het ontstaan daarvan enkele tot meerdere minuten voor het overlijden van [slachtoffer] . Hierbij wordt opgemerkt dat niet is uitgesloten dat het letsel aan de neuspunt iets ouder is, richting tientallen minuten voor overlijden ontstaan. [9]
Op de neus van [slachtoffer] is DNA aangetroffen dat - zeer waarschijnlijk - afkomstig is van de verdachte of een andere persoon in de mannelijke lijn van de verdachte. [10]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de bekennende verklaringen van de verdachte:
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van de verdachte, dus ook de bekennende verklaring, niet betrouwbaar zijn, nu deze onder invloed van een psychose zijn afgelegd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft in zijn telefoongesprek met de alarmcentrale direct verteld zijn moeder te hebben gedood. Ook na zijn aanhouding heeft hij op meerdere momenten, tegenover verschillende personen, zijn bekentenis herhaald: op 31 januari 2020 tegenover de forensisch arts, op 4 februari 2020 tegenover de psychiater, op 6 februari 2020 tegenover een schoonzus en op 10 februari 2020 tegenover zijn broers. De door de verdachte in detail beschreven handelingen, namelijk het op zijn moeder gaan zitten en haar neus en mond dichthouden, passen bij de bevindingen van de patholoog naar aanleiding van onderzoek aan het lichaam van verdachtes moeder. Ook sluit de verklaring aan bij het onderzoek naar de wonddatering. Het letsel aan met name de neus en de onderbuik dat past bij de wijze waarop de verdachte heeft verklaard zijn moeder om het leven te hebben gebracht, blijkt enkele minuten voor het overlijden te zijn ontstaan. Ten slotte past verdachtes bekennende verklaring bij het aantreffen van het DNA van de verdachte of een direct familielid in de mannelijke lijn op de neus van [slachtoffer] .
Ook tegenover de rechter-commissaris heeft de verdachte op 4 februari 2020 nog verklaard dat hij van een stem de opdracht had gekregen zijn moeder te vermoorden. Pas later, eerst in zijn verhoor op 11 februari 2020, verklaart de verdachte afwijkend, namelijk dat zijn moeder reeds was overleden op het moment dat hij in de woning aankwam. Hij verklaart dat hij in de woning ongeveer vijf minuten naar zijn moeder heeft gezocht en dat, toen hij haar vond, hij alleen haar oogbol heeft aangeraakt om te controleren of zij nog leefde. Daarna heeft hij 112 gebeld. Deze verklaring past echter niet bij het gegeven dat de verdachte 19 minuten in de woning van zijn moeder is geweest alvorens hij 112 belde. Uit de Wifi-gegevens van de woning van [slachtoffer] blijkt namelijk dat de telefoon van de verdachte daar om 16:17 uur contact maakte met het Wifinetwerk. Om 16:36 uur belde de verdachte naar het alarmnummer. De verdachte heeft voor dit tijdsverloop aanvankelijk geen verklaring gegeven. Ter terechtzitting heeft hij voor het eerst verklaard dat hij, nadat hij aan de oogbol van zijn moeder had gevoeld en had geconstateerd dat zij niet meer leefde, ook nog 10 à 15 minuten op de borst van zijn moeder heeft gezeten. Pas daarna zou hij 112 hebben gebeld.
De rechtbank constateert dan ook dat de later afgelegde, ontkennende verklaringen van de verdachte niet consistent zijn en niet overeenkomen met objectief bewijs.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanvankelijke verklaringen van de verdachte, inhoudende dat hij zijn moeder heeft gedood. Dat de bekennende verklaringen van verdachte tussen 31 januari en 11 februari 2020 alle zouden zijn afgelegd onder invloed van een psychose, zoals door de raadsman is aangevoerd, blijkt onvoldoende uit het dossier.
Doodsoorzaak [slachtoffer]
De raadsman heeft betoogd dat op basis van het onderzoek naar de doodsoorzaak van [slachtoffer] niet kan worden vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk is voor haar dood. De rechtbank overweeg hierover als volgt.
De patholoog heeft drie mogelijke doodsoorzaken genoemd die ieder op zich dan wel in combinatie met elkaar de dood van [slachtoffer] kunnen verklaren. De patholoog heeft hiermee weliswaar een natuurlijke dood niet willen uitsluiten, maar zijn bevindingen bevestigen wel de aanvankelijk bekennende verklaring van de verdachte. Met name diens beschrijving van de gang van zaken in het gesprek met zijn broers op 10 februari 2020 hoe [slachtoffer] , nadat de verdachte haar neus en mond een tijd had dichtgehouden, ongeveer vijf minuten heeft gesparteld, dat dit spartelen best krachtig was en dat [slachtoffer] daarna geen beweging meer maakte, sluit aan bij twee van de drie door de patholoog genoemde doodsoorzaken. Gezien het bovenstaande, acht de rechtbank vaststaand dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van het dichthouden van de neus en mond door de verdachte, dan wel als gevolg van drukuitoefening op de borst van [slachtoffer] door de verdachte, dan wel als gevolg van een combinatie van deze handelingen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 31 januari 2020 te Bunde [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door de neus en mond van die [slachtoffer] dicht te houden en door op die [slachtoffer] te gaan zitten, waardoor die [slachtoffer] geen adem meer kon halen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit op:
Doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog [Naam 1] en de psychiater [Naam 2] hebben over de geestvermogens van de verdachte op respectievelijk 20 en 24 april 2020 (met aanvulling op 8 mei 2020) een rapport uitgebracht.
Beiden hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten schizofrenie, thans chronisch psychotisch. De verdachte werd hierdoor beïnvloed ten tijde van het tenlastegelegde.
De deskundigen hebben zich onthouden van een advies omtrent de toerekenbaarheid van het ten laste gelegde, omdat de verdachte heeft geweigerd vragen hierover te beantwoorden. De omstandigheden en de belevingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zijn de deskundigen daardoor onbekend gebleven.
Uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat de verdachte al vele jaren bekend is met psychische problemen. Hij heeft meerdere psychoses gehad en hij werd hiervoor verscheidene malen opgenomen binnen de GGZ. Bij die psychotische ontregelingen doen zich onder meer symptomen voor in de zin van wanen en hallucinaties. Het is aannemelijk dat de verdachte op 31 januari 2020, ten tijde van het tenlastegelegde, ook aan een psychose leed. De verdachte heeft verklaard dat hij die dag last had van stemmen. Een van die stemmen droeg hem op zijn moeder te vermoorden.
De verdachte heeft zich, voordat hij naar zijn moeder ging, met psychotische klachten gemeld bij Stichting Mondriaan in de hoop dat hij zou worden opgenomen. Dit wordt bevestigd door zijn behandelend psychiater. Deze beschrijft dat de verdachte veel last had van imperatieve hallucinaties die hem sommeerden om zich van het leven te beroven. Hij wilde opgenomen worden omdat hij bang was zichzelf iets aan te doen. Nadat de verdachte tevergeefs had gewacht op een opname, gaf hij te kennen overprikkeld te raken. Uiteindelijk is de medicatie op verzoek van de verdachte verhoogd. Daarna is de verdachte vertrokken naar zijn moeder.
Aldus staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde aan een psychose leed en dat de verdachte tot zijn daad is gekomen als direct gevolg van deze stoornis. Gezien het bovenstaande, en in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte zelf op de bewuste dag op zoek is gegaan naar hulp omdat hij kennelijk voelde dat zijn medicatie ontoereikend was om een psychotische ontregeling te voorkomen, is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens vormt een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de maatregel van TBS niet kan worden opgelegd, omdat niet voldaan is aan het zogenoemde gevaarscriterium.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft onder invloed van een psychose zijn 89-jarige moeder gedood. Hij is naar de woning van zijn moeder gegaan. Op enig moment hoorde hij een stem die hem opdroeg zijn moeder te doden. Wat er vervolgens precies in de woning is voorgevallen, is niet komen vast te staan. Wel is duidelijk dat de verdachte op zijn moeder is gaan zitten en haar neus en mond heeft dichtgehouden en dat zij als gevolg van die handelingen is overleden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een van de ergste misdrijven uit ons Wetboek van Strafrecht. Wat het feit nog erger maakt, is dat het slachtoffer door haar eigen zoon om het leven is gebracht.
De verdachte heeft met zijn handelen onherstelbaar leed veroorzaakt. Hij heeft zijn familie in totale verbijstering achtergelaten. Niet alleen moesten zij de dood van hun (schoon)moeder en grootmoeder verwerken, maar ook moeten zij verder leven met het besef dat hun (schoon)broer en oom hiervoor verantwoordelijk is.
Tot aan het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte weliswaar meerdere psychoses gehad, maar deze hebben kennelijk nooit eerder geleid tot gewelddadig gedrag tegen andere personen. De verdachte heeft een nagenoeg blanco strafblad.
Zoals hiervoor onder 5 reeds is overwogen, hebben de gedragsdeskundigen vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie, die ten tijde van het bewezenverklaarde een chronisch psychotisch karakter had. De verdachte heeft niet over het tenlastegelegde gesproken met de deskundigen. Zij hebben daarom geen inschatting willen maken van het recidiverisico. Ook hebben zij geen aanbevelingen gedaan over passende interventies waarmee dit risico voldoende zou kunnen worden beteugeld.
De rechtbank betreurt het gegeven dat de verdachte met de deskundigen niet heeft willen spreken over het ten laste gelegde, en zich ook tegenover de politie ten aanzien van belangrijke vragen op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Ofschoon dit zijn recht is, had onderzoek meer inzicht kunnen geven in het gedrag van de verdachte, en tot een advies op maat kunnen leiden.
Het gegeven dat de beweegredenen onduidelijk zijn gebleven, maakt dat niet goed is in te schatten hoe groot het herhalingsgevaar is. Hoe gevaarlijk de stoornis en het daaruit voortkomende gedrag van de verdachte zijn voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen, blijkt echter voldoende uit het bewezen verklaarde feit zelf. De verdachte is in staat gebleken onder invloed van een psychose iemand te doden, nota bene zijn eigen moeder. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er wel degelijk is voldaan aan het gevaarscriterium noodzakelijk voor oplegging van de TBS maatregel, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De algemene veiligheid van personen is in het geding.
Er zijn geen aanbevelingen gedaan omtrent interventies en de juridische inkadering daarvan. De deskundigen hebben wel gerapporteerd dat vanuit zorgoogpunt, gelet op de ernstige, chronische, problematiek van de verdachte (medicamenteuze) klinische en later ambulante vervolgbehandeling noodzakelijk zijn, onder meer gericht op medicatie, psycho-educatie, verkrijgen en behoud van stabiliteit en resocialisatie. Het is, aldus de deskundigen, bij chronisch psychotische stoornissen bekend dat langdurige behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn.
De rechtbank onderstreept de noodzaak van een behandeling. De rechtbank heeft echter geen aanknopingspunten over hoe een behandeling vorm moet worden gegeven, anders dan door verpleging van overheidswege. Bij de huidige stand van zaken is hiervoor – gelet op het gevaarzettende gedrag van de verdachte – naar het oordeel van de rechtbank geen realistisch alternatief. De rechtbank zal de verdachte dan ook de maatregel TBS met dwangverpleging opleggen.
De maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het hem primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid feit
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
Strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
  • gelast dat de verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr K.G. Witteman en mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2020.
Buiten staat:
Mr. drs. Hurkens en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 januari 2020 te Bunde, in elk geval in de gemeente Meerssen [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door de neus en/of mond van die [slachtoffer] dicht te houden en/of door op die [slachtoffer] te gaan zitten, waardoor die [slachtoffer] geen adem meer kon halen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 januari 2020 te Bunde, in elk geval in de gemeente Meerssen [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door de neus en/of mond van die [slachtoffer] dicht te houden en/of door op die [slachtoffer] te gaan zitten, waardoor die [slachtoffer] geen adem meer kon halen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer [Nummer 1] , gesloten d.d. 30 maart 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 367, en het aanvullend zaaksdossier (forensisch onderzoek, proces-verbaalnummer [Nummer 2] , gesloten d.d. 26 mei 2020, doorgenummerd van 377 tot en met pagina 596, alsmede enkele nagekomen niet doorgenummerde stukken.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2020, p. 138 en 139.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 155.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 147.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 150.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 147.
7.Het geschrift, te weten het rapport van de patholoog d.d. 4 maart 2020, p. 508.
8.Het geschrift, te weten het rapport van de patholoog d.d. 4 maart 2020, p. 505 tot en met 507.
9.Het geschrift, te weten het aanvullend rapport d.d. 7 maart 2020, niet doorgenummerd en het geschrift, te weten het rapport van de patholoog d.d. 4 maart 2020, p. 502 tot en met 516.
10.Het geschrift, te weten het deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek dr. M. Hidding d.d. 23 maart 2020, niet doorgenummerd