ECLI:NL:RBLIM:2020:8611

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
8741582 \ CV EXPL 20-4227
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van contractuele rente in consumentenovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 4 november 2020, vorderde de besloten vennootschap CICOGNA B.V., vertegenwoordigd door gemachtigde P.M.F. Otten, betaling van een bedrag van € 225,04 door de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij stelde dat zij kraamzorg had geleverd en dat de gedaagde partij het in rekening gebrachte bedrag van € 198,00 niet had voldaan. Daarnaast maakte de eisende partij aanspraak op contractuele rente van € 18,64 en buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40, inclusief btw. De kantonrechter beoordeelde de dagvaarding en oordeelde dat deze voldeed aan de vereisten van de wet.

De kantonrechter constateerde dat de vordering van de eisende partij niet of onvoldoende werd betwist door de gedaagde partij, waardoor de hoofdsom toegewezen kon worden. De eisende partij vorderde ook vergoeding van de contractuele rente van 12% per jaar. De kantonrechter voerde een ambtshalve toetsing uit om te bepalen of dit rentebeding oneerlijk was volgens Richtlijn 93/13 EG. Aangezien de wettelijke rente op dat moment 2% en de wettelijke handelsrente 8% bedroeg, werd vastgesteld dat het contractuele rentebeding oneerlijk was en buiten toepassing moest worden gelaten.

Daarnaast werd de eisende partij geacht recht te hebben op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, waarvoor de kantonrechter bevestigde dat de aanmaning voldeed aan de wettelijke eisen. De gedaagde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die in totaal op € 265,09 werden begroot. De kantonrechter besliste dat de gedaagde partij € 206,40 aan de eisende partij moest betalen, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, terwijl het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8741582 \ CV EXPL 20-4227
Vonnis van de kantonrechter van 4 november 2020
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CICOGNA B.V.,h.o.d.n.
CICOGNA KRAAMZORG,
gevestigd te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert – samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 225,04, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Eisende partij legt hieraan ten grondslag dat zij kraamzorg heeft geleverd aan gedaagde partij. Eisende partij heeft een bedrag van € 198,00 in rekening gebracht bij gedaagde partij. Gedaagde partij heeft dit bedrag vervolgens niet voldaan. Daarom maakt eisende partij aanspraak op betaling van € 18,64 aan verschenen contractuele rente en van een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw. Naar aanleiding van de aanmaningen heeft eisende partij een bedrag van € 40,00 aan deelbetalingen ontvangen.
2.3.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.5.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist. De vordering ten aanzien van de hoofdsom dient daarom te worden toegewezen.
2.6.
Eisende partij vordert op grond van de algemene voorwaarden vergoeding van de contractuele rente ad 12% per jaar.
2.7.
Nu hier sprake is van een consumentenovereenkomst dient de kantonrechter ambtshalve te onderzoeken of het rentebeding oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13 EG (de richtlijn oneerlijke bedingen). Nu de wettelijke rente thans 2% per jaar bedraagt en de wettelijke handelsrente 8% per jaar, geldt dat het tussen partijen overeengekomen contractuele rentebeding leidt tot de verschuldigdheid van een hogere rente. Eisende partij heeft in de stukken niet toegelicht waarom dit hogere percentage aan bedongen rente een evenredige vergoeding van haar schade is, zodat het beding als oneerlijk moet worden aangemerkt en buiten toepassing dient te worden gelaten.
2.8.
Eisende partij maakt voorts aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met btw. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Eisende partij heeft aan gedaagde partij een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat eisende partij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt.
2.9.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,09
  • griffierecht € 124,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 265,09

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 206,40,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 265,09,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC