ECLI:NL:RBLIM:2020:8612

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
8647551 \ CV EXPL 20-3397
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing provisionele vordering en toewijzing hoofdzaak met schadevergoeding en huurprijsvermindering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 4 november 2020, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en meerdere gedaagden. De eiser, vertegenwoordigd door mr. B.H.A. Augustin, had een provisionele vordering ingesteld, maar de gedaagde partijen, vertegenwoordigd door mr. J.M.A. van Dijk, hebben na verkregen uitstel niet meer gereageerd. Hierdoor werd de vordering van de eiser als niet weersproken beschouwd en toegewezen, met uitzondering van de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de verklaring voor recht, die niet kon worden toegewezen.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij aansprakelijk was voor gebreken aan het gehuurde, die in hun risicosfeer vielen. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De rechter bepaalde dat de huursom per 1 januari 2020 met 50% gematigd zou worden totdat alle gebreken aan het dak en de riolering verholpen waren. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiser, die op € 410,99 werden begroot.

De provisionele vordering werd afgewezen, en de eiser werd veroordeeld in de kosten van het incident, die op nihil werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de gedaagde partij in het kader van de huurovereenkomst en de gevolgen van het niet reageren op de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8647551 \ CV EXPL 20-3397
Vonnis van de kantonrechter van 4 november 2020
in de zaak van:
[eiser],
wonende [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. B.H.A. Augustin,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,wonende [adres 2] ,[woonplaats 2] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonende [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende [adres 3] ,
[woonplaats 3] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.M.A. van Dijk.

1.De procedure

in de hoofdzaak en het incident
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende provisionele vordering(en)
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

in de hoofdzaak
2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering van eisende partij staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen behoudens de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de verklaring voor recht, welke zich hiertoe niet leent.
2.2.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 207,99
  • griffierecht € 83,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 410,99
in het incident
2.3.
Ingevolge artikel 223 lid 1 Rv kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als de bodemprocedure aanhangig is. De kantonrechter stelt vast dat de bodemprocedure thans niet meer aanhangig is, omdat bij dit vonnis in de hoofdzaak een eindbeslissing is gewezen. Daarom moet(en) de provisionele vordering(en) worden afgewezen.
2.4.
Eisende partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak
3.1.
verklaart voor recht dat het gehuurde gebreken vertoont, welke gebreken in de risicosfeer van gedaagde partij vallen, weshalve sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, voor welke tekortkoming gedaagde partij jegens eisende partij aansprakelijk is voor alle geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.2.
bepaalt dat de huursom per 1 januari 2020 tot het moment dat alle gebreken aan zowel het dak alsook de riolering verholpen zijn met 50% gematigd wordt,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 410,99,
in het incident
3.4.
wijst de provisionele vordering af,
3.5.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde partij tot op heden begroot op nihil,
in de hoofdzaak en in het incident
3.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC